Uit de brand

Brand kan overal toeslaan, ook in monumenten. Iedere week voltrekt zich gemiddeld in één rijksmonument een brand. In de vroege ochtend van 10 april 2008 was het raak in het Limburgse Steyl. Daar woedde in een klooster een grote uitslaande brand. De schade aan het monument was omvangrijk. Een deel van de kap en de onderliggende verdieping gingen in vlammen op. De grote vraag is altijd wat te doen na een brand als de rook is opgetrokken. De plotselinge, grootschalige opkomst van schimmels ziet er vaak vervaarlijk uit, maar kan ons tegelijkertijd ook gemakkelijk op het verkeerde been zetten. Met alle onnodige gevolgen vandien. Daarover gaat dit artikel.

Door: Huub van de Ven
Bron: Vitruvius


De brand heeft huisgehouden in een van de historische kloosters die Steyl rijk is, het St.-Gregorklooster. Het gebouw is van grote betekenis voor Steyl als unieke klooster-enclave, ontstaan op het einde van de negentiende eeuw als toevluchtsoord voor Duitse kloosterlingen. Die waren gedwongen hun heil over de grens te zoeken door een verbod van kanselier Bismarck op katholieke ordes en congregaties. Maar de historische waarde van het gebouw gaat nog verder: het is ook van betekenis voor Steyl als eeuwenoude handelsplaats in wijn tot ongeveer het midden van de negentiende eeuw. De kern van het kloostercomplex is namelijk een voormalig wijnkopershuis uit 1810.(1) De brand sloeg vooral toe in het oude wijnkopershuis en de vroegste uitbreiding van het klooster uit 1876. Twee latere uitbreidingen uit omstreeks 1890 en 1930 (2) ontsnapten aan de vuurzee.


Kort na de brand diende zich een nieuwe ramp aan: een explosieve groei van schimmels op houten balken, vloerdelen en vooral pleisterwerk. Al het bluswater dat in de bouwmassa was verdwenen, begon zich letterlijk af te tekenen in de vorm van zwarte, bruine, groene en oranje schimmels. En niet op een enkele plek, maar praktisch overal.


Uit vrees voor misschien wel een nog groter probleem met de intact gebleven balklagen, dreigde sloop van alle historische stucplafonds uit 1810. Ook gingen er stemmen op om het geornamenteerde stuc van twee Empire-schouwen te demonteren. Twijfel rees. Was dit echt noodzakelijk? Kan het misschien ook anders? Wat is wijsheid? Zonder op de zaken vooruit te lopen, kunnen we nu al zeggen dal het balletje uiteindelijk de andere kant oprolde.


Monumenten: één groot luchtfïlter
Terug naar de eerste week na de brand. De verzekeraar van het klooster liet toen nagaan of er door de brand schadelijke stoffen waren vrijgekomen. Ook schimmels kregen daarbij aandacht. Van de lucht werden monsters genomen om de aanwezigheid van levensvatbare schimmelsporen te achterhalen.(3) Van de binnenlucht werden zeven monsters genomen, van de buitenlucht één monster. Het resultaat: binnen lagen de sporenconcentraties in de lucht aanzienlijk lager dan buiten.


Dit resultaat is niet verontrustend, zelfs niet bijzonder. Het is namelijk heel gebruikelijk dat binnenlucht minder sporen bevat dan buitenlucht. Nu is binnenlucht uiteraard afkomstig van buiten, maar er zit altijd iets tussen. En dat iets is de gebouwschil. Het geheel van gevels en daken werkt als een filter waarin schimmelsporen verstrikt raken. Dat is een goede zaak, want hierdoor vallen de concentraties van schimmelsporen in de binnenlucht lager uit. Hogere concentraties van schimmelsporen in het materiaal van de gebouwschil wijzen – zolang het er droog is – dus niet op een probleem. Ze wijzen juist op de positieve werking van de gebouwschil als luchtfilter. Helaas wordt dit in de praktijk niet altijd goed begrepen. (4)


Kortom, vooralsnog was er in het klooster weinig aan de hand. Vooralsnog. Want niet veel later verschenen op vrijwel alle wanden en plafonds schimmels. Dit was gewoon met het blote oog te zien. Er is geen meting aan te pas gekomen. Was dit wel gebeurd, dan zouden de concentraties van schimmelsporen in de binnenlucht zonder twijfel vele malen hoger hebben gelegen dan die van de buitenlucht. Concentraties in de lucht binnen hoger dan buiten wijzen op actieve schimmelgroei in het gebouw. Daarvan was in het klooster duidelijk zichtbaar sprake.


Pyronema domesticum
In ieder gebouw komen ontelbare hoeveelheden schimmelsporen voor. Dat is niet alleen heel normaal, er valt ook weinig aan te doen. Ook al werkt de gebouwschil als een filter, altijd en overal zijn in een pand schimmelsporen aanwezig. Wachtend op de juiste omstandigheden om tot ontwikkeling te komen, om te ontkiemen. Meestal worden die omstandigheden nooit bereikt en is er dus niets aan de hand.


Maar na een brand ligt dit anders. Om te ontkiemen hebben sporen water nodig, iets waaraan na een brand geen gebrek bestaat. Om een indruk te krijgen: in het klooster van Steyl werd tweeënhalf uur na het ontdekken van de brand het sein ‘brand meester’ gegeven. Weer zes uur later was de brand volledig geblust. (5) Precieze cijfers zijn moeilijk te geven, maar het zal duidelijk zijn dat het hier om tienduizenden liters water gaat. Met als later gevolg een explosieve groei van schimmels op
wanden, stucplafonds en balklagen.


Op meerdere plekken werd van verschillende oppervlakken wat schimmelmateriaal afgenomen voor onderzoek. Deze zogeheten veegmonsters werden in een laboratorium op voedingsmedia uitgezet en in een broedstoof opgekweekt.(6) Microscopisch onderzoek van deze monsters wees vervolgens uit dat het ging om diverse soorten oppervlakte-schimmels. Dit zijn de schimmels die ook menig Nederlandse badkamer bevolken. In het onderzoek werden de volgende soorten aangetroffen: Aspergillus versicolor, Cladosporium spp. en Penicillium spp. In de laatste twee gevallen gaat het om meerdere soorten – in het Latijn species of kortweg spp. – die niet verder op naam waren te brengen.


Tijdens het onderzoek werd ook een schimmel gevonden uit het geslacht Pyronema, mogelijk het grootsporig kuddeschijfje.7 Deze schimmel gaat in het Latijn door het leven als Pyronema domesticum, een naam die eigenlijk al genoeg zegt. Meer schimmels werden er in het klooster niet gevonden. Echter, uit andere branden blijkt dat het hier meestal niet bij blijft. Zo komen na brand ook regelmatig bekerzwammen (Peziza spp.) en inktzwammen (Coprinus spp.) voor.


Onschuldige dubbelgangers
De ervaring leert dat oppervlakte-schimmels zich snel kunnen ontwikkelen in de eerste dagen na een brand. Voor kuddeschijfjes (Pyronema spp.,) is dat een week of twee na een brand. Bekerzwammen en inktzwammen blijken in de praktijk pas veel later na een brand de kop op te steken. Bekerzwammen meestal zo’n zes maanden later, inktzwammen acht tot negen maanden.(8) De eerste die vaak weer verdwijnen zijn de kuddeschijfjes. Zij delven na enige tijd meestal het onderspit tegen oppervlakte- schimmels. Het klooster in Steyl vormde daarop geen uitzondering. Ook hier konden de kuddeschijfjes het niet winnen en verdwenen ze geleidelijk van het toneel.


Oppervlakte-schimmels, kuddeschijfjes, bekerzwammen en inktzwammen kunnen ons behoorlijk de schrik aanjagen door hun snelle groei over grote oppervlakken. En of dat niet genoeg is, doen ze soms sterk denken aan de veelgevreesde huiszwam (Serpula lacrymans). Sommige soorten oppervlakte-schimmels en kuddeschijfjes vormen grote hoeveelheden witte, pluizige weefsels die lijken op huiszwam, maar dat dus niet zijn. Bekerzwammen kunnen opvallende witte draadjes vormen en inktzwammen ontwikkelen vaak roodachtig-bruingele weefsels. Beide hebben veel weg van huiszwam, maar hebben niets met deze zwam te maken.


Oppervlakte-schimmels, kuddeschijfjes, bekerzwammen en inktzwammen voeden zich met het huisstof dat voorkomt op materiaaloppervlakken. Ook als deze schimmels op hout voorkomen, halen ze daar geen voedingsstoffen uit. Daardoor zijn deze schimmels – in tegenstelling tot huiszwam – niet in staat om hout af te breken of de sterkte van hout te verminderen.(9) Ook pleisterwerk tasten ze niet aan. Wel kunnen de sporen van oppervlakte- schimmels een gezondheidsrisico vormen, maar dit beperkt zich tot enkele soorten van deze schimmels. Hoge concentraties in de binnenlucht van op zelf onschuldige oppervlakte-schimmels kunnen bij mensen die daar gevoelig voor zijn, wel klachten veroorzaken zoals allergie en irritatie van huid en luchtwegen.


Hoe zit het met de huiszwam zelf? De praktijk wijst uit dat huiszwam meestal niet eerder is te verwachten dan een jaar of twee na een brand.(10) Hetzelfde geldt voor alle andere schimmelsoorten die houtrot veroorzaken. En dat biedt kansen. Kansen om de bouwmassa te drogen en daarmee zoveel mogelijk te behoeden tegen onnodige houtrotaantasting en sloop. De angst voor huiszwam of andere houtrotveroorzakende schimmels is alleen gerond als er vóór de brand al een probleem met deze schimmels speelde. Dan kunnen deze schimmels zich vanuit een al bestaande actieve aantasting gemakkelijk verder verspreiden. Dit bleek in het klooster niet het geval.(11)


Een kathedraal van staal
Tegenover de ernstige brandschade die kap en balklagen van het klooster hadden opgelopen, stond dat allerlei constructies en elementen og goed uit de brand tevoorschijn waren ekomen. Waar het vuur heeft gewoed, stonden de meeste wanden nog overeind. De dikke, massieve muren van het oude wijnkopershuis lebben daarbij gewerkt als een barrière waar het vuur tegenop moest kruipen. Dergelijk massief metselwerk kan, zeker als het voegwerk goed is, uitstekende diensten bewijzen om een snelle verspreiding van brand tegen te gaan.(12) Verder zat het historische stucwerk op de meeste plaatsen nog goed vast. Dit laatste is in moderne gebouwen vaak anders.


Moderne gipspleisters komen namelijk bij brand gemakkelijk los,(13) terwijl historische kalkpleisters meestal goed vast blijven zitten. Verder van de vuurhaard vandaan bleef veel houtwerk van het klooster gespaard, zoals balklagen, vloeren, deuren en kozijnen. Deze houten elementen waren echter door bluswater meestal zo vochtig geworden, dat hun goede staat wel eens van korte duur zou kunnen zijn.


Maar iedere poging om de constructie te drogen zou tevergeefs zijn zolang hemelwater vrij spel had. Een deel van de kap en enkele verdiepingsvloeren waren bij de brand ingestort, onder andere boven de kapel. Om te voorkomen dat met iedere regenbui de bouwmassa vochtiger en vochtiger zou worden, verrees er een noodkap van stalen steigerbuizen en geprofileerde stalen dakplaten. Wie nu de kleine kapel binnenloopt, waant zich in een reusachtige kathedraal van staal. De noodkap is zodanig geconstrueerd dat er later ook de herbouw gemakkelijk onder kan plaatsvinden.


Het drogen van vochtige constructies gaat alleen goed als vooraf duidelijk is waar de grootste vochtproblemen zitten. Eerste indicatieve vochtmetingen in het klooster wezen op een veelvoorkomende vochtverdeling na brand: hoger in de constructie was het aanzienlijk droger dan onderin. Weten waar vochtproblemen zich concentreren door het vochtgehalte van hout en metselwerk te meten, is belangrijk om maatregelen precies daar in te zetten waar ze het effectiefst zijn. Hoe vreemd het ook klinkt, zelfs oppervlakte-schimmels kunnen daarbij helpen. Het zijn namelijk verklikkers van vochtige plekken en graadmeters voor het verloop van het droogproces.(14)


Het drogen van vochtige constructies is vruchteloos als er reservoirs van bluswater achterblijven in bijvoorbeeld kelders of (rook)kanalen. Bouwkundige tekeningen kunnen goed van pas komen om dergelijke bouwdelen op te sporen. Om nog even in de sfeer van kloosters en kerken te blijven, ook in de aanzetten van kruisgewelven kunnen reservoirs van bluswater ontstaan. Bovendien bestaat het risico dat volgelopen gewelven door het gewicht van het water bezwijken.


Mooi opdrogen 
Om een met bluswater verzadigde constructie goed te laten drogen is een aantal maatregelen nodig. En vaak niet voor even, maar voor enige tijd. Want alleen met beleid en het nodige geduld kan een gebouw na een brand mooi opdrogen. Het klooster in Steyl zit nu nog midden in dat proces. Pas later dit jaar zal blijken hoe een en ander heeft uitgepakt. Maatregelen om een gebouw te drogen kunnen alleen plaatsvinden als eerst het noodzakelijke stut- en stempelwerk is verricht op plaatsen waar de stabiliteit in het geding is. Dit is niet alleen belangrijk om veilig in het pand te kunnen werken, maar ook om te voorkomen dat waardevolle constructies of elementen bezwijken.


De belangrijkste maatregel om de bouwmassa te drogen is het op gang brengen van de ventilatie door deuren en ramen zoveel mogelijk en zo lang mogelijk te openen. Vaak is dit niet de eerste gedachte, maar blijven deuren en ramen juist hermetisch gesloten om onbevoegden te weren. Dat is vooral goed te zien bij gevallen van brandstichting, waar ook het klooster in Steyl slachtoffer van werd. Het openen van deuren en ramen is niet alleen goed voor de ventilatie, ook nemen de sporenconcentraties in de lucht er drastisch door af. Open ook de deuren van vaste kasten. Dergelijke plekken waar de lucht stilstaat, zijn namelijk ideaal voor schimmels.


Hoe goed u ook ventileert, droging blijft beperkt zolang het puin nog niet is geruimd.(15) Niet alleen is puin meestal met bluswater verzadigd, ook hindert het de stroming van lucht langs materiaaloppervlakken. Hetzelfde geldt voor vloerbedekking, zeker de moderne soorten met een rug van foam. Voer puin en vloerbedekking zonder historische waarde daarom zo snel mogelijk af. Bedenk echter dat puin belangrijke bouwhistorische informatie kan bevatten, die later bijzonder waardevol kan zijn tijdens de restauratie- en herstelfase. Wacht daarom met puinruimen tot lopend bouwhistorisch noodonderzoek is afgerond. Het ruimen van puin in contact met vochtig zand, zoals bij kruipruimtebodems, helpt bovendien ook tegen de ontwikkeling
van allerlei schimmels.


Bluswater kan soms even desastreus zijn als een brand zelf. Houtwerk, zoals betimmeringen, kozijnen, plinten en vloerdelen, dat geen brandschade opliep, kan door toedoen van vocht ernstig vervormen, kromtrekken, scheuren en uiteindelijk ook verrotten.(16) Voorkom dit door goed demonteerbaar timmerwerk voorzichtig los te halen van wanden die met bluswater zijn verzadigd. Bewaar het uitgenomen houtwerk in een droge, goed geventileerde ruimte waar het langzaamaan – dus beetje bij beetje – kan drogen. Ga voor geklimatiseerde ruimten uit van een relatieve luchtvochtigheid tussen 45-60% en een temperatuur van 18-20° C. Zorg voor voldoende luchtbeweging tussen de opgestapelde onderdelen, bijvoorbeeld door te werken met blokjes of latten als afstandhouder. Voorkom te allen tijde dat uitgenomen timmerwerk in korte tijd snel droogt, zoals door directe warmte-aan-straling of geforceerde droogwijzen.


Timmerwerk dat lastiger is uit te nemen – zoals kozijnen met een dragende functie -kan meestal beter drogen door het omringende pleisterwerk te verwijderen of door alle verflagen eraf te halen. Dit is uiteraard geen optie als het om historisch waardevolle verf- of pleisterlagen gaat of als het hout extreem vochtig is. Het is zaak om bij vochtige houten vloeren enkele vloerdelen uit te nemen. Dit gaat tegen dat het zwellende vloerhout bekneld raakt en daardoor vervormt. Wanneer u op tijd enige vloer delen uitneemt, krijgt het hout in de vloer doorgaans weer zijn oorspronkelijke vorm terug.

Een apart verhaal vormt het stucwerk op wanden. Historisch stucwerk komt meestal goed uit een brand tevoorschijn, maar vormt tegelijkertijd een rem op de droging van metselwerk dat met bluswater is verzadigd. Vaak zit er niets anders op dan stuc van zeer vochtige wanden te verwijderen. Voor waardevol stucwerk of stucornamenten is dit uiteraard geen optie. Bovendien levert demontage van stucornamenten, hoe voorzichtig uitgevoerd ook, vaak meer schade op dan behoud ter plaatse. Om die reden is er in het klooster gekozen om het geornamenteerde stucwerk te handhaven op de waardevolle schouwen in empirestijl. Over de schimmels zelf kunnen we kort zijn. Wanneer dat nodig zou zijn, laten oppervlakte-schimmels en andere onschuldige schimmelsoorten zich eenvoudig bestrijden door een behandeling met een schimmelwerende oplossing.


En verder
Wees bedacht op alle rondom opgesloten ruimten zonder noemenswaardige ventilatie die tijdens de brand of daarna vochtig zijn geworden. Vaak zijn dit de plaatsen waar hout vroeger of later een groot risico loopt op aantasting door schimmels die houtrot veroorzaken.(18) Denk daarbij aan ruimten onder vloeren, boven plafonds, achter betimmeringen of de de opleggingen in vochtige muren. Het is zaak na een brand deze rondom opgesloten ruimten gedeeltelijk te openen of vrij te leggen. Dit om de ventilatie en droging te bevorderen. Bij een vloer is het daarbij belangrijk om niet alleen hier en daar een vloerdeel uit te nemen, maar ook de vloerdelen aan beide koppen van de vloer. Dit voorkomt dat er hoeken achterblijven met stilstaande lucht. In de eerste tijd na een brand werken balkkoppen vaak als een soort wondverband: (19) ze nemen uit het omringende metselwerk veel vocht op. Door de vloerdelen nabij opleggingen in vochtig metselwerk te verwijderen, kunnen balkkoppen beter drogen.


Waar het uitnemen van waardevolle vloerdelen tot onherroepelijke schade zou leiden, kan de oplossing aan de onderzijde van de balklaag liggen door daar het plafond weg te halen. In het klooster gebeurde overigens precies het omgekeerde. Stucplafonds onder de vochtige baIklagen belemmerden de droging van het hout in ernstige mate, maar deze plafonds waren te belangrijk om te worden gesloopt. De stucplafonds bleven behouden door balklagen van bovenaf te drogen door het plaatselijk openen van de vloer.


Naatuurlijke ventilatie is de meest veilige manier van drogen, maar ook de manier die het meeste geduld vraagt. Natuurlijke ventilatie werkt goed bij een groot verschil in dampdruk tussen de binnen- en buitenlucht, Meestal is dit verschil echter te gering om zware constructies en elementen binnen redelijke termijnen te drogen. Zal het drogen van houtwerk door natuurlijke ventilatie nog tamelijk snel gaan, het drogen van massief metselwerk is vaak een ander verhaal. Daarom na een brand meestal geforceerd drogen aan te raden voor plaatsen waar metselwerk zeer vochtig is. Geforceerd drogen kan op verschillende manieren, maar de beste papieren hebben elektrische ontvochtigers. Deze apparaten werken alleen als de toevoer van buitenlucht nihil is. Dit kan vrij eenvoudig door openingen zoals deuropeningen en rookkanalen dicht te zetten met tape en polyethyleenfolie. Het gebruik van elektrische ontvochtigers wordt belangrijker als waardevolle onderdelen die de droging belemmeren, zoals stucplafonds, gehandhaafd blijven.(20) Zie er in dat geval wel op toe dat de droging niet te snel verloopt. Zo kunnen bijvoorbeeld verschillen in droogsnelheid tussen de stuclaag en de drager leiden tot schade aan het plafond.


Tijdens het gehele droogproces is het belangrijk om het vochtgehalte van houtwerk in de gaten te houden en te kijken of zich onverhoopt toch problemen voordoen met houtrotveroorzakende schimmels.


Restauratie en herstel
Na de droogfase volgt vroeg of laat het herstel of de restauratie. Daarbij is het goed op een aantal zaken te letten. Brandschade aan zwaarder gedimensioneerd houtwerk zoals balken beperkt zich soms tot een dunne verkoolde buitenlaag. Besef goed dat het hout onder de verkoolde laag feitelijk niets aan sterkte heeft verloren.(21) Zolang het vuur niet diep is doorgedrongen in droogscheuren of openstaande verbindingsnaden, kan dergelijk hout meestal behouden blijven. De koollaag laat zich eenvoudig verwijderen door het hout te zandstralen.


Hoewel er nooit helemaal aan te ontkomen valt, is het beter om natte bouwwijzen tijdens de restauratie zoveel mogelijk te vermijden. Hetzelfde geldt voor de toepassing van dampdichte afwerkingen en materialen. Gebruik verder geen grote hoeveelheden water om oppervlakken schoon of stofvrij te maken. Verder is het zaak om alle nieuwe betimmeringen, opleggingen en dergelijke ventilerend te maken.


Gebouwen die vóór de brand last hadden van huiszwamaantasting, kunnen na een brand opnieuw met dit probleem te maken krijgen.(22) Soms zelfs in ernstige mate. Vooral vanuit de kern van muren kan huiszwam na een brand opnieuw opkomen. Ook als destijds het metselwerk grondig is geïnjecteerd met een bestrijdingsmiddel tegen huiszwam. Hoe goed men de droging van een constructie ook aanpakt, vaak is metselwerk nog niet helemaal droog als de restauratie begint. Soms ook daalt het vochtgehalte van massief metselwerk niet meer tot aan het oorspronkelijke niveau. Laat daarom nieuw hout vooraf verduurzamen, ook al omdat twintigste-eeuws naaldhout van nature minder weerstand biedt tegen houtrot. Verder is het zaak om opleggingen – ook al is het hout verduurzaamd – ventilerend te maken.


In de eerste tijd valt er nog weinig van te merken, maar wat later na een brand krijgt metselwerk regelmatig te maken met uitbloeiende zouten.(23) Voor nieuw aan te brengen stucwerk valt daarom meestal een zoutbesten-dige pleistersoort aan te raden.


Geen einde
Weten om welke schimmels het gaat, hemelwater weren met een noodkap, ruimten ventileren, waardevol timmerwerk demonteren en voorzichtig drogen, rondom opgesloten constructies openleggen en ruimten zo nodig geforceerd drogen, daar draait het om na een brand. Het houdt grootschalige houtrot en dus verdere schade buiten de deur. Zodat een brand niet het definitieve einde voor een monument betekent, maar een nieuw begin.


1 Dukers, 2007, p. 15.
2 Dukers, 2007, p. 17.
3 Luchtmonsters genomen in opdracht van de Duitse verzekeraar zeven dagen na de brand door expertisebureau Dr. Heinz Schiffers uit Aken. Gebruikt is een RCS-kiemgetalverzamelaar van de firma Biotest met als voedingsmedium DG18.
4 Rose,p. 241.
5 Visser, 2008, pp. 247-248.
6 Veegmonsters genomen ongeveer zes weken na de brand door expertisebureau Dr. Heinz Schiffers. Laboratoriumonderzoek verricht door Umwelt-mykologie GbR in Berlijn. De genomen veeg-monsters werden uitgezet op de voedingsmedia mout-agar en DG18. De voedingsmedia zijn bebroed bij 24°C en microscopisch onderzocht na drie, zes en tien dagen.
7 Van de gevonden schimmel uit het geslacht Pyronema kon de precieze soort niet worden bepaald. Het grootsporig kuddeschijfje (Pyronema domesticum) heeft een voorkeur voor een alkalisch milieu zoals pleisterwerk, het materiaal waarop de schimmel is aangetroffen. Een andere mogelijkheid is het nauw verwante spinragkuddeschijfje (Pyronema omphalodes).
8 Ridout, 2000, pp. 149-150.
9 Een uitzondering vormen inktzwammen die voorkomen in het spint van loofhouten tengels of latten. Tijdens een deel van hun levenscyclus kunnen deze zwammen in dergelijk hout lichte aantasting veroorzaken zoals scheurvorming.
10 Ridout, 2000, p. 153.
11 Rond een oude reparatie aan een balklaag werd wel aantasting door een houtrotverwekkende schimmel aangetroffen, maar van actieve aantasting bleek geen sprake.
12 Allwinkle, 1997, pp. 45-46. 13Tucker, 1981, p. 3.
14 Singh, 1991, p. 27.
15 Ridout, 2000, p. 143.
16 Ridout, 2000, p. 144.
17 Ridout, 2000, p. 147.
18 Singh, 1991, p. 27.
19 Singh, 1991, p. 27.
20 Ridout, 2000, p. 146.
21 Tucker, 1981, p. 4.
22 Singh, 1991, p. 27.
23 Kidd, 1995, p. 54.


Literatuur
– Allwinkle, S. et.al., 1997, Fireprotection measures in Scottish historie buildings, Technical advice note 11, Edinburgh, pp. 45-52,
– Dukers, B., 2007, Bouwhistorische verkenning entree Missiemuseum Steyl, Roermond,
– Dukers, B., B, Klück en H. van der Borgh, 2008, Inventarisatie brandschade Schutterij-museum-Moubishuis Steyl, Roermond, – Kidd, S. (red.), 1995, Heritage underfire. A guide to the protection of historic buildings, London, pp. 49-55.
– Ridout, B., 2000, Timber decay in buildings. The conservation approach to treatment, London en New York, pp. 142-159.
– Rose, W., 2005, Water in buildings. An architect’s guide to moisture and mold, Hoboken, pp. 233-252.
– Schiffers, H., 2008a, Sanierungsvorschlag.1. Mitteilung, Aachen. 
– Schiffers, H., 2008b, Untersuchungsbericht. 2. Mitteilung, Aachen.
– Schiffers, H., 2008c, Untersuchungsbericht. 3. Mitteilung, Aachen.
– Singh, J., 1991, Preventing decay after the fire, in: Fire Prevention, 244, pp. 26-29.
– Tucker, D. en R. Read, 1981, Assessment offire damaged structures. BRE information paper 24/81. Garston.
– Visser, J., 2008, Schutterijmuseum in Steyl verwoest, in: Brand&Brandweer 5, pp. 247-249.