Tegelen en Steijl
Lezing voor het BOUWHISTORISCH PLATFORM door Bart Klück
Bron: Nieuwsbrief Stichting Bouwhistorie Nederland nr. 46 mei 2009
Door: J.N.
Bart Klück hield het vandaag dicht bij -zijn- huis en gaf een betoog over het Limburgse Tegelen en het naastgelegen Steijl. Hier is veel meer bouwhistorie te vinden dan nu vaak wordt onderkend. Want hoewel Tegelen slechts drie officiële monumenten kent, zijn er nog meerdere panden te vinden met een rijke geschiedenis, en kan er zelfs haast gesproken worden van een Tegels type.
Tegelen zelf wordt al in het jaar 720 genoemd, maar was toen al vele eeuwen oud. Dat bewijzen de teruggevonden resten van Romeinse pottenbakkers en dakpanovens, iets waar het dorp hoogstwaarschijnlijk zijn naam aan dankt (“Tegulae”). Deze pottenbakkerstraditie is te koppelen aan de rijke kleigronden die de streek bezit, bestaande uit fossielrijke Rijnafzettingen uit het Pleistoceen. Tegenwoordig heeft de Rijn zich allang naar het Oosten verplaatst en ligt het dorp aan de Maas.
Het plaatsje is in zijn rijke maar gewelddadige geschiedenis vele malen geplunderd en gebrandschat. Daardoor is weliswaar het oude stratenpatroon nog intact, maar zijn er geen tot weinig Middeleeuwse panden bewaard gebleven. Dat wil niet zeggen dat er in Tegelen niets te ontdekken valt. De spreker heeft in een aantal panden een gelijksoortige opbouw weten te ontdekken.
Deze panden, waaronder het oude Pesthuis, dateren in hun hoofdvorm meest uit het midden van de 18e eeuw. Zij kenmerken zich door een iets asymmetrische indeling. De voorgevel bevindt zich meestal aan de kopse kant, waarbij een centrale gang het pand over de lengte in twee iets ongelijke helften verdeeld; een kleinere bedrijfsruimte en een grotere (gelag)kamer. Ze hebben een typisch kort en gedrongen uiterlijk, voorzien van een ruime zolder, met een dakhelling van rond de 48 graden. In het pand Grotestraat 100 bevindt zich een interessante kap met spanten die uit twee eikenhouten gebinten bestaan. Merkwaardig is daarbij dat het is uitgevoerd met kreupele stijlen, net als het onderste gebint, die hier dus eigenlijk geen bouwkundige functie hebben. De reden hiervoor blijft vooralsnog onduidelijk.
Dit type pand is ook in het nabijgelegen Steijl terug te vinden, zij het soms in sterk verbouwde vorm, zoals in het Missiemuseum aldaar, dat is rond een soortgelijk asymmetrisch pand (van rond 1810) gebouwd. De zolders deden in oorsprong dienst als graanopslag. De gebouwen zijn dan ook vaak gebouwd als brouwerij. Dit ambacht zal in Tegeien welig getierd hebben in vervlogen tijden.
Een laatste, maar zeker niet minder belangrijk onderwerp dat aandacht verdient zijn de groene monumenten. Helaas wordt hier niet altijd veel belang aan gehecht. Nog onlangs werd een meer dan honderd jaar oude haagbeuk door een fantasieloos hek vervangen. Soms stuit men echter ook hier op onverwachte sporen uit het verleden. In de vroegere botanische tuin van het Paterspark op de Steijlerberg vond Bart nog een bordje waarop de naam “Gaultheria”, een heideplantje dat ook bekend staat als “Bergthee”. Nog groter was zijn verbazing toen hij naar het omringende groen keek en zag dat er tot op de dag van vandaag nog een plantje achter het bordje groeide: de Gaultheria!