Sporen zoeken in de tijd
De oude portiersloge van Sint Anna is de werkplek van de Archeologische Werkgroep Venray (A.W.V.). Hier wordt een groot deel, en niet het onbelangrijkste, van hun werkzaamheden door de leden uitgevoerd. Daarnaast zijn zij veelvuldig in het veld te vinden en proberen ze aan de hand van hun bevindingen en vondsten een zo volledig mogelijk beeld van Rooij door de eeuwen heen te vormen.
Door: Jan Pieter Thijssen
Bron: Zondagsnieuws Venray 7
Archeologie: wanneer de leek deze term hoort denkt deze vaak aan een soort van schatgraver. Altijd op zoek naar waardevolle, zeldzame artefacten en gebruiksvoorwerpen, maar het liefst natuurlijke goudschatten uit vroegere tijden. “Toch is dit een verkeerd beeld”, zegt Bert Spelde. “Het belangrijkste voor ons, hoe raar dat ook mag klinken zijn ‘sporen’. Sporen van bebouwing, van een put, afrastering, akker, oude weg, vuurplaats of beekbedding. Hieruit kunnen wij namelijk heel veel afleiden. Wanneer we een complete pot, scherven of gebruiksvoorwerp vinden, dan is dat natuurlijk hartstikke leuk. Maar zo’n voorwerp dient dan in de eerste plaats om de gevonden sporen te dateren”.
Brandgraf
Ron Bloemen legt uit, dat iedereen tegenwoordig verplicht is, voordat er op een bepaald terrein gebouwd mag gaan worden, om een grondverklaring aan te vragen. “Dit betekent concreet”, zegt hij, “dat er eerst ter plaatse een bodemonderzoek uitgevoerd moet worden om te kijken of er mogelijk belangrijke archeologische vondsten verborgen liggen.” Meestal worden er dan een paar proefsleuven gegraven en aan de hand van de resultaten hiervan wordt er vervolgens wel of niet verder bodemonderzoek gedaan.
Hay Strijbos, ook lid van de A.W.V., wijst in dit verband op de vondst van een Romeins brandgraf op een terrein, waar een stal gebouwd zou gaan worden. “Een brandgraf kun je het best omschrijven als een crematieplaats, waar de as van de overledene samen met allerlei grafgiften begraven werd.”
Bestudering van de opbouw van de bodem is ook heel belangrijk voor de archeoloog. Hoe dikker de deklaag is, hoe groter de kans is, dat een archeologisch veld niet verstoord is. Vaak is deze bovenste laag grotendeels door mensen aangebracht. De schrale grond in het Venrayse werd jaarlijks bemest met bijvoorbeeld heideplaggen en/of stalmest. De akkers kwamen zo steeds hoger te liggen ten opzichte van de omliggende niet bewerkte gronden. “Hieruit kan men onder andere weer opmaken, hoe groot de akkers in een bepaalde periode waren”, verklaart Ron Bloemen.
Gewone man
Bert Spelde vertelt verder: “Wij zijn ook niet op zoek naar de geschiedenis en leefgewoonten van de maatschappelijke bovenlagen. Daar is in het verleden al voldoende aandacht aan besteed. Wij willen weten hoe de gewone man, de boer of landbouwer, in een bepaalde periode leefde. Wij proberen een beeld te vormen van de boerenwoning, het vee en de aantallen, de gewassen, die men verbouwde en de wijze waarop men deze op de akkers verbouwde.”
In het gebied, dat nu de gemeente Venray omvat, was al bewoning vanaf de Steen-, Brons- en IJzertijd. In de Hulst zijn sporen gevonden uit de IJzertijd (700-800 voor Chr.), gevolgd door de Romeinse en Merovingische (500 na chr.) periode. Vanaf omstreeks 1200 werden de akkers en boerenbedrijven groter en concentreerde de bebouwing zich meer aan de rand van dat gebied. Globaal is dit op de strook waar nu de Henri Dunantstraat ligt.
Hay Strijbos vervolgt: “Wij weten, dat de boerderijen, waarvan wij sporen gevonden hebben, je moet dan denken aan sporen van de palen, die de hele dakconstructie droegen, toch voor die tijd enorme gebouwen waren. We vonden de sporen van een boerderij van wel 30 bij 8 meter. Hierin woonden de mensen, stond ’s winters het vee en werd de oogst bewaard en opgeslagen.” Ook in Merselo was al heel vroeg bewoning, zelfs al in de Steentijd. In de Hoenderstraat zijn sporen uit de Bronstijd en in Castenray uit de Romeinse tijd aangetroffen. Onder het vroegere Wilhelminaplein, waar nu de winkel van Van Schaijck ligt, zijn in het verleden sporen gevonden van bewoning uit de Merovingische en Karolingische (800 n.Chr.) tijd. In Venray zelf gaan de gevonden sporen dus niet zo ver terug. Dit is volgens de mensen van de A.W.V. het gevolg van het feit, dat het centrum van Venray al eeuwenlang constant bebouwd is geweest . “Wij willen daarom ook heel graag eens gaan kijken in de Grotestraat, die nu deels open ligt. Daar verwachten we funderingen of resten te vinden van een bebouwing uit minimaal de vijftiende eeuw.”
Waarom niet?
Ron Bloemen weet dat kennis en ervaring heel belangrijk zijn voor de archeoloog. “Je gaat niet zo maar in het wilde weg graven en hopen, dat je iets vindt. De archeoloog weet vaak al vooraf, of er op een bepaald terrein vroege bewoning was of niet. Kenmerkend voor een plaats van bewoning in de IJzertijd zijn een vlak, hoger gelegen gebied en de aanwezigheid van een beekdal. Zijn deze kenmerken aanwezig, dan is de kans op bewoning heel reëel.” Bert Spelde vult aan: “Ook wanneer in een terrein helemaal niets gevonden wordt, is dat een belangrijke aanwijzing. Een antwoord vinden op de vraag: waarom niet, is dan ook een heerlijke uitdaging.”
Ron Bloemen vervolgt weer: “Alle gevonden sporen en eventuele voorwerpen worden tijdensde opgravingen in een bepaald gebied ter plaatse op gemeten en in exacte verhoudingen op millimeterpapier nauwkeurig ingetekend. Alle gevonden voorwerpen krijgen een nummer, dat correspondeert met de vindplaats op de kaart. Later worden al deze losse kaarten overgezet op één grote plattegrond van het gehele onderzochte gebied. Ook worden deze kaarten met AutoCAD driedimensionaal gemaakt, zodat het mogelijk is om bijvoorbeeld een afzonderlijke bodemlaag zichtbaar te maken en te interpreteren.
“Heel veel werk gebeurt dus niet in het veld. Vondsten moeten worden geïnventariseerd, beschreven, gefotografeerd en moeten, gecombineerd met de vindplaatsen en de omgevingen, geïnterpreteerd worden. Hierin ligt volgens de leden van de A.W.V. de belangrijkste taak van de archeoloog: “Aan de hand van allerlei losse onderdelen, door het leggen van causale verbanden en op basis van de opgedane kennis en ervaring, een totaalbeeld van een bepaald gebied in een bepaalde periode schetsen.”
In het Venrayse liggen nog veel gebieden, die nader onderzoek behoeven. Een groot gebied achter het viaduct richting Oostrum aan de Henri Dunantstraat is tot archeologisch monument verklaard. Dit betekent, dat er niet gebouwd mag worden. Men vermoedt er namelijk een Romeins grafveld en vroeg-middeleeuwse nederzetting.