Schuilplaats uit de Steentijd
Archeologen doen ‘spectaculaire’ ontdekking op Dölkesberg tussen Valkenburg en Walem
Bron: Limburgs Dagblad
Door: René Willems
WALEM – Op de Daölkesberg in Walem bij Valkenburg hebben archeologen gisteren restanten van een kampvuur uit de Steentijd gevonden. Het is voor het eerst dat in Nederland een woonplek uit die periode is ontdekt.
Ivo van Wijk van het archeologisch bureau Archol, verbonden aan de Universiteit van Leiden, durft de vondsten nog niet exact te dateren. Hij heeft echter voldoende aanwijzingen dat het inderdaad om een schuilplek uit de Steentijd gaat. In Frankrijk en België zijn al eerder bewoonde plekken uit de Steentijd gevonden, met name in de Dordogne en in het bekken van Luik. Voor Nederland is de vondst op de Daölkesberg echter een regelrechte primeur, bevestigt Van Wijk: „Zo’n schuilplaats of abri is in Nederland nog niet eerder ontdekt, laat staan wetenschappelijk onderzocht.”
De Daölkesberg is in 1979 al bij de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek gemeld door amateur-archeoloog Hub Pisters. „Ik had daar heel veel bewerkte vuurstenen en scherven gevonden”, zegt hij. „Dat kon bijna geen toeval zijn: dat moet welhaast een bewoonde plek zijn geweest.” Op verzoek van de gemeente Valkenburg aan de Geul zijn archeologen deze week gestart met een diepgravend onderzoek op de Daölkesberg. De eerste uitkomsten van die bodemonderzoeken lijken te theorie van Pisters te bevestigen: in de Steentijd woonden daar mensen.
Vast staat inmiddels dat de grot op de Daölkesberg duizenden jaren oud is. „De meeste grotten in het Geuldal zijn ontstaan bij de mergel-winning”, legt Wiel Felder van de gemeente uit. „Die kunnen dus op z’n vroegst uit de Middeleeuwen stammen. Op de Daölkesberg gaat het echter om een ruimte die in de rotswand is uitgeschuurd door het water van de Geul, die in de prehistorie een tamelijk woeste rivier was. Die holte moet er in de prehistorie dus al zijn geweest.”
Of de Steentijdmensen permanent in die grot hebben gewoond, is niet duidelijk. Pisters vermoedt van niet: „Het waren boeren die in de zomer bij hun landerijen en hun dieren woonden. Ik kan me , echter heel goed voorstellen dat ze in de winter beschutting zochten in deze natuurlijke schuilplaats.” Voor Pisters staat echter vast dat de mensen zich in die wintermaanden voor een langere periode terugtrokken in die grot. Vooral de verkoolde resten van een kampvuur wijzen daar volgens hem expliciet op: „Het is niet zo dat mensen daar even scholen als ze overvallen werden door een noodweer.”
Uit welke tijd de vondsten precies dateren, moet nader onderzoek uitwijzen. „Opgraven betekent vooral informatie verzamelen”, benadrukt Van Wijk. „Voor ons wordt het pas echt interessant als je die informatie gaat analyseren, want dan wordt de betekenis van die vondsten duidelijk.” Pisters schat dat de gevonden scherven zeker vijfduizend jaar oud zijn. Het kampvuur, dat drie meter onder het huidige oppervlak is aangetroffen, moet echter veel ouder zijn: „Ik vermoed dat die restanten zeker zevenduizend jaar oud zijn.”
De archeologische vindplaats op de Daölkesberg is vandaag 14 mei van 16.00 tot 17.30 uur toegankelijk voor belangstellenden. De vindplaats is te bereiken via het wandelpad langs het spoor.