Romeinse forenzen. Via Belgica afl. 4: Voerendaal
Tweeduizend jaar geleden werd Zuid-Limburg doorsneden door een Romeinse ‘snelweg’: de Via Belgica. Deze zomer zoeken we langs het tracé van die oude heirweg naar sporen van de oude Romeinen. Vandaag aflevering 4: Voerendaal.
Bron: Limburgs Dagblad
Door René Willems
Voerendaal was tweeduizend jaar geleden al een forensenplaats van Heerlen. In Coriovallum werd in de tijd van de Romeinen gewerkt, gehandeld en geld verdiend, in Furenthela werd geleefd: na gedane arbeid keerden de rijke burgers haastje-repje terug naar hun villa buiten de stad. „Kennelijk was het ook toen al prettig wonen in Voerendaal”, constateert, wethouder Ellie Franssen opgetogen.
Wat maakte Furenthela zo aantrekkelijk voor de bezige stedelingen uit het nabije Coriovallum? „Hetzelfde dat het Voerendaal van nu zo aantrekkelijk maakt voor mensen uit her verstedelijkte gebied Heerlen-Kerkrade-Brunssum”,vermoedt Franssen. „Een rustige, plaats op vruchtbare lössgrond, gelegen aan de verbindingsweg tussen de belangrijkste steden in het gebied: vlakbij Heerlen, maar tegelijkertijd ook lekker buiten. Dat hadden die Romeinen toen al goed in de gaten.”
Het waren niet de minsten onder de Romeinen die hun huisje ‘op den buiten’ neerzetten, stelt ambtenaar Peter Luijten vast. De villa rustica, die destijds halverwege Voerendaal en Klimmen werd opgegraven, moet volgens hem de woonstee van een grote jongen zijn geweest: „Het is met een oppervlakte van circa vier hectare de grootste villa die in West-Europa is gevonden. Om dat te kunnen bekostigen moet de eigenaar een belangrijke functie hebben gehad in Coriovallum. Misschien was hij daar wel de allerhoogste baas, wie zal het zeggen.”
De fundamenten van de villa zijn in de jaren tachtig blootgelegd en in kaart gebracht, maar daarna weer snel afgedekt. In het huidige landschap is er weinig meer van te zien. Vlakbij de afrit van de A79 ontspringt een klein beekje. In de Romeinse tijd werd het water vanuit die bron via een ingenieus systeem naar de nabijgelegen villa geleid. Een historisch plekje, zou je dus kunnen zeggen. „Maar dan moet je het verhaal daarachter al kennen”, geeft Luijten toe. „Als wandelaar loop je waarschijnlijk achteloos voorbij aan dat onbeduidende beekje, dat een paar meter verderop al in een ondergrondse buis verdwijnt.”
Het is jammer dat van die Romeinse villa bijna niets meer over is, vindt wethouder Franssen. Want als souvenir aan het rijke Romeins verleden zou het complex voor Voerendaal een toeristische trekpleister van de eerste orde kunnen worden: „Je hebt, zeker in een toeristisch gebied als Zuid-Limburg, iets eigens nodig waarmee je jezelf kunt onderscheiden van andere plaatsen in de directe omgeving. Dit zou zo’n unique selling point – om die vreselijke woorden maar eens te gebruiken – kunnen zijn.”
Herbouw van de Romeinse villa is waarschijnlijk niet haalbaar, vreest Franssen: „Je zou al een ondernemer met passie én geld moeten vinden die dat avontuur aandurft”, zegt ze. „Een type als Camille Oostwegel, zeg maar, die van de grootste ruïne een florerend bedrijf maakt Maar ik vrees dat de tijd daar op dit moment, met die economische recessie, niet echt rijp voor is.”
De gemeente Voerendaal heeft zelf wel concrete plannen in voorbereiding om de aanwezigheid van die Romeinse fundamenten beter zichtbaar te maken in het landschap. Komend najaar al wil Voerendaal een nieuwe picknickplaats inrichten – in de buurt van de villa rustica. „Vanaf die plek kun je wandelaars en fietsers in elk geval attenderen op de archeologische schatten die in de bodem zitten”, zegt projectleider Luijten. “Je kunt die bodemschatten weliswaar niet laten zien, maar je kunt mensen wel duidelijk maken dat ze op historische grond lopen. Wat zo’n plekje toch meteen iets bijzonders geeft.
In de villa rustica zijn destijds tientallen, zo niet honderden gebruiksvoorwerpen gevonden. De meeste liggen, ingepakt in kartonnen dozen, in het depot van de archeologische dienst in Leiden. Het zou de gemeente een lief ding waard zijn als in elk geval een gedeelte van die collectie permanent getoond zou kunnen worden in Voerendaal zelf. Het is en blijft tenslotte Voerendaals aardewerk. Maar dan moet er eerst een geschikte, plek komen waar die spullen mooi gepresenteerd kunnen worden, geeft de wethouder toe. „En tja, die hebben we inderdaad nog niet”. In de tussentijd behelpt Voerendaal zich maar met een soort minimuseumpje in de hal van het raadhuis. Links en rechts staan vitrines met potjes, schaaltjes en een enkele haarspeld uit de Romeinse tijd. “Die komen uit de privécollectie van een particulier”, vertelt Luijten. “We mogen af en toe iets lenen uit de collectie, zodat we die vondsten kunnen laten zien.”
Iets verderop, op het bedrijventerrein Lindelaufer Gewande, is enkele jaren geleden een stukje van de oorspronkelijke Romeinse heirbaan gevonden. Luijtens ogen beginnen te flonkeren als hij het. vertelt: „Het is de enige plek waar je die Via Belgica met eigen ogen kunt zien. Elders weten we alleen waar die weg gelopen heeft, of zelfs dat niet. Maar hier bij ons kun je die weg zien, ruiken en aanraken, Je ziet archeologen gewoon watertanden als ze in die kuil staan.”
Voerendaal weet zelf nog niet goed wat het aan moet met dat stukje weg. „De vindplaats ligt aan de rand van het bedrijventerrein”, zegt wethouder Franssen. „Niet meteen een ideale plek voor een toeristisch trefpunt, nee. Maar er loopt gelukkig wel een wandelpad langs: wat dat betreft kunnen we mensen die bijzondere plek toch laten zien. En dan zeggen we er zelf wel bij hoe bijzonder dit ene plekje is: hier sta je in feite niet in Voerendaal, maar in Furenthela.”