Rehydroxilation (RHX) dating of fired-clay ceramics
Het dateren van non-organische objecten is een oud probleem binnen de velden van de archeologie en bouwhistorie. Waar C-14 dateringen en den-drochronologie voor organische materialen reeds lang vertrouwde methoden zijn, bleef het moeilijk om tot betrouwbare, absolute dateringen te komen voor de levenloze tegenhangers. De laatste tijd maakt de wetenschap op dit gebied aanzienlijke vorderingen.
Bron: Nieuwsbrief Stichting Bouwhistorie Nederland
Door: Harold van den Hauten -Medewerker bouwhistorie en archeometrie bij de gemeente Amersfoort
Een van deze nieuwe methoden is de zogenaamde ReHydroXylatie (RHX-) methode, waarvan het basisprincipe door Harold van den Hauten, van huis uit natuurkundige, uiteen wordt gezet. Aangezien het publiek hoofdzakelijk uit niet-chemici bestaat, heeft hij ervoor gekozen om niet te veel scheikundige termen te gebruiken bij de uitleg van deze veelbelovende dateringsmethode.
De RHX-methode heeft als basisgegeven dat alle klei van nature vocht bevat. Het woord ‘vocht’ is hier gekozen voor de eenvoud. Het gaat hier om Hydroxylgroepen (-OH) die door de kleibestanddelen worden opgenomen. Klei verliest dit vocht als het gebakken wordt onder temperaturen van meer dan 500 graden Celsius, zoals bijvoorbeeld het geval is bij baksteen en keramiek. Nadat het product gebakken is, neemt het vanuit zijn omgeving zeer langzaam weer dit vocht op, een chemisch proces in de minuscule kernen van de bestanddelen van de gebakken klei. Dit proces duurt eeuwen en moet dus niet verward worden met het simpelweg ‘nat worden’ van baksteen of keramiek. Het proces wordt dan ook niet beïnvloed door het feit dat het te meten object lang onder water heeft gelegen of juist in droge omstandigheden werd bewaard; de snelheid van de opname van dit vocht blijft hetzelfde.
De volgende stap in de methode is het meten van de hoeveelheid opgenomen vocht. Dit gebeurt door het object simpelweg opnieuw, nu onder laboratoriumomstandigheden, tot boven de 500 graden te verhitten. Het object zal nu het in al de voorgaande jaren opgenomen vocht kwijtraken, wat een meetbaar gewichtsverschil oplevert. Van den Hauten geeft de wens te kennen in de toekomst een nog nauwkeuriger weegschaal aan te schaffen, ter vervanging van huidige die slechts tot 0,0000001 gram gaat. In dezelfde proefopstelling kan de vochtopnamesnelheid worden gemeten, die specifiek is voor het te dateren object en daaruit kan een datering worden vastgesteld. Als simpel voorbeeld noemt hij een’ baksteen die bijv. een gram vocht per jaar opneemt, en er zit 500 gram in. Conclusie: een steen uit 1511.
Er is echter wel één factor die het proces kan beïnvloeden, en dat is de temperatuur die de steen (of scherf) in zijn levensloop heeft ondervonden. Als bijvoorbeeld de steen uit 1511 tijdens een brand in 1750 enorm verhit is geweest, zal zijn vochtopname-proces toen opnieuw ‘gereset’ zijn, en zal een meting een datering van 1750 geven voor de baksteen. De spreker gaf een voorbeeld van een middeleeuwse baksteen uit Canterbury die na onderzoek een merkwaardige datering van 1942 gaf. Na een kort onderzoek in de archieven bleek deze locatie indertijd getroffen te zijn geweest door een bombardement, en werden de stenen dus op die manier door de hoge temperaturen ‘gereset’. Een markant bewijs voor de nauwkeurigheid van de methode.
Ook lagere of hogere temperaturen beïnvloeden het proces van vochtopname en kunnen dus de meting doen afwijken. Daardoor zijn funderingsstenen beter geschikt zijn voor RHX-datering dan stenen die gedurende lange tijd in bijv. een haardplaats of schoorsteen zaten. Vanuit de zaal werd hierop gelijk ingesprongen met de suggestie dat dit dan mogelijk wel een datering op zal leveren waarop de haardplaats voor het laatst in werking is geweest! De RHX-methode is nog relatief jong, en Van den Hauten spreekt de hoop uit dat deze methode in de toekomst op grotere schaal toegepast zal kunnen worden.