Raad van State doet uitspraak over het afwijken van de onderzoeksondergrens van 100 m2 in bestemmingsplannen

Door: Marion Zijlema


Op 6 januari 2009 heeft het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland besloten om aan het vastgestelde bestemmingsplan “Centrum” van de gemeente Hellevoetssluis goedkeuring te onthouden. De gemeenteraad van Hellevoetsluis is daartegen in beroep gegaan bij de Raad van State. Op 23 november 2009 is deze zaak behandeld. Het beroep van de gemeente Hellevoetsluis is ongegrond verklaard.


De Raad van State voert hiervoor de volgende argumenten aan:



  • Het plangebied betreft een gebied met een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Een afwijking van de onderzoeksondergrens van 100 m2 is volgens de Raad van State alleen toellaatbaar indien op grond van voldoende archeologische gegevens met voldoende spreiding over het plangebied kan worden geconcludeerd dat het hanteren van een ruimtere ondergrens niet leidt tot schade aan archeologische waarden. Dit is hier niet het geval.
  • Het feit dat enkele bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Rotterdam waarin ongemotiveerd een oppervlaktemaat van 200 m² werd gehanteerd, wel zijn goedgekeurd door Gedeputeerde Staten doet daar niets aan af. Het college van GS heeft verklaard deze onjuiste gedragslijn inmiddels te hebben verlaten en hanteert thans ook voor bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Rotterdam het uitgangspunt dat het hanteren van de oppervlaktemaat van 200 m² nader moet zijn gemotiveerd. Daarom ziet de Raad van State geen aanleiding voor het oordeel dat het college van GS ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan in strijd met het gelijkheidsbeginselheeft gehandeld.

Uitspraak in het geding tussen de raad van de gemeente Hellevoetsluis, appellant, en het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, verweerder.