Onderzoekers Brim bepleiten betere monitoring rijksmonumentenbestand
Het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) voldoet voor eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie, maar niet voor eigenaren van de overige categorieën rijksmonumenten. Dat is, met de nodige mitsen en maren, de hoofdconclusie uiteen breed opgezet evaluatieonderzoek door adviesbureau BMC. De rapporteurs dringen onder meer aan op een beter inzicht in de onderhoudstoestand van rijksmonumenten en op voldoende, dat wil zeggen méér financiële middelen voor derhoud. Ze zien ‘bij het monitoren een belangrijke rol weggelegd voor Monumentenwacht.
Maak gebruik van kennis Monumentenwacht!
Bron: Monumentenwacht Nieuwsbrief
Tot de komst van het Brim waren er afzonderlijke subsidieregelingen voor onderhoud respectievelijk restauratie van rijksmonumenten. Net als de meeste subsidieregelingen waren die niet eenvoudig. Bovendien werd de behoefte gevoeld om het onderscheid tussen onderhoud en restauratie los te laten en in te zetten op de meer integrale benadering van instandhouding. Ook niet onbelangrijk was dat de rijksoverheid een duidelijk financieel plafond wenste voor de uitgaven aan monumentenzorg. Deze en andere overwegingen resulteerden in het Brim.
Veel kritiek
Essentieel hierin is de tweedeling tussen enerzijds woonhuizen en woonboerderijen en anderzijds de overige rijksmonumenten. De eerste groep komt niet langer in aanmerking voor subsidie, maar kan bij het Nationaal Restauratiefonds terecht voor een laagrentende lening. Voor de overige monumenten kan nog wel subsidie worden aangevraagd, zij het niet onbeperkt, en alleen na overlegging van onder meer een instandhoudingsplan voor een periode van zes jaar. Het Brim is van kracht sinds 2006. Inmiddels zijn alle categorieën rijksmonumenten ‘ingestroomd’, met uitzondering van de grote groep kerkelijke gebouwen. Zij komen in de jaren 2009 – 2011 aan de beurt.
Hoewel er vanuit het monumentenveld steeds steun is geweest voor de intenties van het Brim, is er vanaf het begin ook veel kritiek geweest op de uitwerking. De beoogde vereenvoudiging hebben vele monumenteigenaren en -beschermers tot op heden niet ervaren. Ook is er veelvuldig op gewezen dat instandhoudingsbeleid pas aan de orde is als objecten in een acceptabele staat verkeren. In de praktijk is echter voor veel objecten eerst nog flink wat restauratiewerk nodig. Verder vereist ook de beste regeling voldoende financiële middelen. Het budget voor het Brim l ij kt nog al tijd niet toereikend om alle subsidiabele rijksmonumenten in goede staat te brengen en te houden.
Betuttelend
Om een onafhankelijk oordeel te krijgen over het functioneren van het Brim, heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan adviesbureau BMC (dat veel werkt voor de publieke sector) gevraagd de subsidieregeling te evalueren. Deze zomer is het resultaat aangeboden.
Kort gezegd zijn de conclusies niet mals. Veel van de hiervoor genoemde kanttekeningen krijgen in de evaluatie een onderbouwing. De laagrentende leningen voor woonhuizen en woonboerderijen mogen dan in het algemeen goed werken, met de subsidiëring van de andere, voor een deel zeer grote rijksmonumenten is veel mis. Zo wordt geconstateerd dat het Rijk onvoldoende zicht heeft op het eigen rijksmonumentenbestand en dat het over onvoldoende budget beschikt om dit adequaat in stand te houden. “Daardoor is het breed gedragen beginsel van het Brim – samenhang tussen preventief onderhoud en incidentele restauratie – overschaduwd door ‘reparatieregelingen’, die de uitgaven binnen het budget dienden te houden”, schrijven de onderzoekers. Vervolgens leggen zij uit dat de reparatieregelingen ook weer niet kloppen, omdat deze gebaseerd zijn op een gebrekkig monumentenregister.
Het Brim werkt ook betuttelend en is financieel onvoldoende aantrekkelijk. Ook al zeggen de onderzoekers het netter: “De regelgeving richt zich niet alleen op het beoogde resultaat, maar vooral op het proces om tot dat resultaat te komen. Daarbij legt de subsidiegever impliciet zijn visie (…) op aan de eigenaar die het resultaat moet realiseren en gaat daarmee voorbij aan de verantwoordelijkheid en het belang van de eigenaar. Het gevolg is hoge perceptiekosten en/of werkdruk bij de RACM en hoge administratieve lasten bij de subsidieontvanger, die (…) in geen verhouding staan tot de ontvangen subsidie.”
Beter monitoren
Het voert te ver om alle kritische noten hier naar voren te brengen, maar één lichten we er nog uit. Het gaat dan om het gebrekkige monitoren. Er staan zo’n 60.000 rijksmonumenten op de lijst, maar de instantie die ze in het verre of recente verleden heeft aangewezen, de RACM, heeft in veel gevallen zelf geen of een onvoldoende betrouwbaar beeld van hun onderhoudstoestand. De onderzoekers merken op dat monitoren een noodzakelijk sluitstuk van effectief instandhoudingsbeleid is. Zolang een goed inzicht in de staat van het monumentenbestand ontbreekt, is er ook geen goed inzicht in de effectiviteit van het Brim mogelijk.
Positief is dat de onderzoekers niet alleen antwoord geven op de vijf onderzoeksvragen waarmee opdrachtgever OCW hen aan het werk heeft gezet. Ze suggereren op basis van hun analyse ook een nieuw model voor subsidiëring van rijksmonumenten. Dit houdt kort gezegd in dat er een generieke regeling komt voor algemeen regulier monumentenonderhoud dat elke eigenaar moet verrichten. De overheid verleent hiervoor steun, de eigenaar is verantwoordelijk voor de uitvoering. Daarnaast komt er een specifieke regeling om bedreigde monumenten te behouden. De hierbij behorende projectsubsidie wordt toegekend op basis van de technische staat van het monument en de prioritering in het geheel van bedreigde monumenten.
Ook in het door de onderzoekers voorgestelde alternatieve systeem is monitoring essentieel. Om te beginnen voor de groep bedreigde monumenten. “Bij deze inventarisatie kan gebruik worden gemaakt van de kennis die beschikbaar is bij bijvoorbeeld monumentenwachten en gespecialiseerde architectenbureaus”, stelt BMC. Met daarbij nog de aantekening dat zo’n 80 procent van de grote monumenten een abonnement heeft bij Monumentenwacht.
Schatkamer
Het evaluatierapport zit overzichtelijk in elkaar en het is voor de geïnteresseerde monumentenlief hebber goed leesbaar. Het document is te downloaden via www.minocw.nl/documenten/Evaluatie%20Brim.pdf. In bijlage 5 is een overzicht opgenomen van de suggesties die 24 geïnterviewde organisaties hebben gedaan om Brim en instandhoudingsbeleid te verbeteren. Een schatkamer aan ideeën, waarmee elke monumentenorganisatie gemakkelijk een discussiemiddag kan vullen.
Tot slot is het de vraag wat OCW met de conclusies en aanbevelingen zal doen. Naar verwachting komt minister Plasterk in het eerste kwartaal van 2009 meteen reactie. Er wordt gespeculeerd over een verhoging van de subsidieplafonds. Daarnaast valt te verwachten dat het functioneren van het Brim zal worden bezien in de context van de operatie Modernisering Monumentenzorg.