Minister Plasterk beschermt Limburgs mijnverleden

De mijnkoloniën in Brunssum zijn aangewezen als beschermd gezicht. Minister Ronald Plasterk van Cultuur heeft op 22 januari het aanwijzingsbesluit overhandigd aan wethouder Eric Geurts. Hiermee wordt nationale erkenning verleend aan een uniek stedenbouwkundig ensemble uit het tijdperk van de steenkolenmijnen.

De mijnkolonie was de woonwijk van de mijnwerker


Bron: RACM Nieuwsbrief
Door: Peter Timmer



Rond de vorige eeuwwisseling begon Zuid-Limburg met de exploitatie van de steenkoolvelden aan een nieuw tijdperk. Het dunbevolkte, agrarische gebied werd in snel tempo geïndustrialiseerd. Om al het personeel te kunnen huisvesten werden mijn-werkerswijken gebouwd. De mijnkolonie was de woonwijk van de mijnwerker en werd opgezet als een tuindorp. In de periode 1900-1940 zijn er rond de veertig van deze koloniën gebouwd in de Oostelijke Mijnstreek.
Het mijnbedrijf en de woningbouwvereniging zorgden voor de huisvesting en de toen onmisbare moestuin. Samen met de kerk bepaalde het bedrijf het openbare leven. Op die manier bleef de mijnwerker op veilige afstand van socialistische bewegingen. Het belangrijkste is echter dat een goed gehuisveste mijnwerker gezonder leeft en beter uitgerust is om meer werk te kunnen leveren.


Antistad-benadering
Het waren de mijnbedrijven die de eerste woonwijken bouwden, ontworpen door de eigen ingenieurs. Later werd een groot aantal woningbouwverenigingen opgericht,
met namen als Glück Auf, Ons Limburg, Limburg Aan De Arbeiders en Thuis Best. De verenigingen schakelde architecten in om de woonwijken te ontwerpen. Een aantal wijken werd vlakbij de mijnzetel gebouwd, zoals de koloniën van de Staats-mijnen. Tegelijkertijd was er een soort antistad-benadering. Men koos voor een decentrale opzet, waarbij de mijnkoloniën verspreid in het landschap werden gesitueerd. De verstedelijking bleef hiermee beperkt en het voorkwam de sociale ellende die zich zo verschrikkelijk manifesteerde in de grote industriesteden van Europa. Een praktischere reden zal echter de doorslag hebben gegeven: de landbouwgronden waren goedkoop, snel te verkrijgen en dus de beste oplossing om de schrijnende woningnood aan te pakken.


Treebeek
In het boerendorp Brunssum werden in 1908 de Staatsmijn Emma en in 1911 de Staatsmijn Hendrik aangelegd. In dertig jaar tijd groeide de bevolking van 1.400 naar 16.000 inwoners. De mijnkoloniën zijn de fysieke getuigen van de enorme bouwproductie die daarmee gepaard ging. De eerste kolonie die gebouwd werd, was Treebeek. Deze mijnwerkerswijk werd aangelegd tussen Emma en Hendrik. Treebeek heeft een monumentale opzet, die de hiërarchie van het mijnbedrijf weerspiegelde. De woningen voor hoger mijnpersoneel werden rond twee grote entreepleinen gesitueerd, dichtbij de ingang van de mijn. Het Tree-beekplein vormde het centrale plein, met het beambtencasino als belangrijkste en grootste gebouw. Treebeek is meer dan alleen een woonwijk. Het was een echte ‘bedrijfsstad’, met door de Staatsmijnen ondersteunde voorzieningen als scholen, kerken, verenigingsgebouwen en zelfs een klooster.


Schuttersveld, Rozengaard, De Egge en Langeberg
De Staatsmijnen bouwden verder de wijk Schuttersveld, vlakbij de mijn Hendrik. De koloniën Rozengaard en De Egge liggen verder van de mijnzetels en zijn van een woningbouwvereniging. De architect Jan Stuyt was verantwoordelijk voor het ontwerp. Stuyt had daarvoor eerst een studiereis gemaakt naar tuindorpen in Engeland om inspiratie op te doen. De kolonie Langeberg van architect A.J.N. Boosten ligt eveneens vlak bij de Hendrik en is de laatste kolonie die voor de Tweede Wereldoorlog gebouwd werd. Aan ontspanning werd ook gedacht door de Staatsmijnen. Toen het bruinkoolveld van Brunahilde II was uitgeput liet men de groeve vollopen met water. Het terrein werd omgevormd tot een park, het huidige Vijverpark. Naast de kolonie Schuttersveld werd het Schutterspark aangelegd, in 1952 uitgebreid, compleet met een uitkijktoren, roeivijver, dierenparken zweefbaan. Het was een geschenk aan de bewoners van Brunssum ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan van de Staatsmijnen.


Uniek ensemble
De afgelopen jaren heeft de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden van de mijnkoloniën in de Oostelijke Mijnstreek. Er zijn twaalf koloniën voorgedragen voor bescherming. Alleen in de gemeente Brunssum gaat het om één samenhangend gebied met onder andere vijf koloniën, twee parken en de infrastructuur – het tracé van het voormalige mijnspoor en de tram-baan – als bindend element. Brunssum is een uniek stedenbouwkundig ensemble uit het tijdperk van de steenkolenmijnen.


Sloopwoede
De omgang met het mijnbouwerfgoed in de Oostelijke Mijnstreek heeft een bewogen geschiedenis. Toen in 1965 de toenmalige minister van Economische Zaken Joop den Uyl de sluiting van de steenkolenmijnen aankondigde, stond de regio voor een zware opgave. De operatie Van Zwart naar Groen zorgde voor een transformatie van een industriegebied naar het huidige Parkstad Limburg. De slopershamer had vrij spel en de mijnterreinen verdwenen uit het landschaps-beeld. De sloopwoede trof ook de mijnkoloniën. Menige wijk werd gedeeltelijk of geheel vervangen door nieuwbouw. Niet iedereen was daar rouwig om, want daarmee verdween ook de herinnering aan de bemoeizuchtige mijnbedrijven en de kerk.


Rijksmonumenten
Toch was er ook verzet en bewoners begonnen voor behoud van hun woning te strijden. In Brunssum kwam staatssecretaris Jan ‘in-gelul-kun-je-niet-wonen’ Schaefer persoonlijk langs om de stadsvernieuwing in de mijnkoloniën te ondersteunen. Mijnwerkerswoningen kregen een tweede leven. Ook de monumentenzorg ging zich bemoeien met het mijnbouwerfgoed. In 1978 kwam er een inventarisatie van mijnmonumenten door de provincie Limburg en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de voorloper van onze huidige Rijksdienst. Het bestuurlijke draagvlak voor bescherming was echter gering. Slechts enkele mijngebouwen werden aangewezen als rijksmonument. In de jaren negentig volgde een nieuwe inventarisatie om de overblijfselen uit het mijnverleden te beschermen.


Beschermd gezicht
In het kader van het Monumenten Selectie Project van de Rijksdienst, dat hierop volgde en dat de bouwkunst uit de jaren 1850-1940 betrof, heeft de provincie Limburg het voorstel gedaan Brunssum aan te wijzen als beschermd gezicht. Er was niettemin terughoudendheid bij de gemeente en bewoners. De Rijksdienst heeft veel overleg gevoerd om de doelstelling van het beschermde gezicht te verduidelijken.
Er werd afgesproken de Rijksdienst intensief te betrekken bij diverse plannen, als ware het gebied een beschermd gezicht. Nieuwbouwplannen zijn in goed overleg tot stand gekomen en de samenwerking heeft de angst voor ‘bevriezing’ van de ontwikkeling van Brunssum grotendeels weggenomen. Nader onderzoek van de Rijksdienst heeft verder geresulteerd in een beter onderbouwd aanwijzingsvoor-stel. Dit voorstel was de start van de wettelijke aanwijzingsprocedure. Tijdens een bijeenkomst op 7 december 2005 is het aanwijzingsvoorstel overhandigd aan het gemeentebestuur van Brunssum.


Zorgvuldig gerenoveerd
De afgelopen jaren zijn de koloniën De Egge en de Rozengaard vernieuwd met behoud van het historische karakter. De kolonie Treebeek is voor een groot deel zorgvuldig gerenoveerd. De herstructurering van het hart van Treebeek, met het mijnverleden als inspiratie, is de volgende grote opgave. Inmiddels heeft de gemeente Brunssum het beschermde gezicht omarmd. Met een goed ruimtelijk beleid via bestemmingsplan en welstandsnota bewaakt de gemeente de kwaliteit van het gezicht. Om de lasten voor bewoners te verminderen kunnen bewoners standaardbouwplannen krijgen van de gemeente. Inwoners van het beschermde gezicht hoeven ook geen legeskosten voor bouwvergunningen te betalen. Deze aanpak van de gemeente Brunssum is zeer vernieuwend en een voorbeeld voor andere gemeenten.


De aanwijzingsbijeenkomst
Op 22 januari heeft minister Plasterk de mijnkoloniën in Brunssum officieel aangewezen als beschermd gezicht. Hij heeft het aanwijzingsbesluit overhandigd aan wethouder Eric Geurts. Rondom de aanwijzing had de gemeente een feestelijk programma georganiseerd, met lezingen, workshops en een expositie. Professor Marieke Kuipers van de Rijksdienst verzorgde de aftrap. Zij ging in op de betrokkenheid van monumentenzorg bij renovatie van m ij n we r kerswij ken en de rol van de Rijksdienst als kennisinstituut. Een korte film over het beschermde gezicht en een busrit door het gebied volgden. De wethouder gaf zijn visie op de bescherming. Vanwege de demografische opbouw zal de bevolking van Brunssum de komende jaren tien procent krimpen, met alle consequenties van dien voor de leefbaarheid. ‘De herwaardering van het mijnbouwerf-goed geeft nieuwe impulsen, de status geeft hernieuwde trots en een nieuw elan aan Brunssum’, aldus de wethouder. Tevens gaf hij aan de vasthoudendheid en het enthousiasme van de Rijksdienst, die het aanwijzingsproces versnelden, te waarderen.


Nationale erkenning
Ronald Plasterk ging in zijn toespraak in op de mijnbouw als onderdeel van de economische kracht van Nederland. Het mijnverleden is belangrijke Nederlandse geschiedenis en deze aanwijzing is een nationale erkenning daarvan: ‘Het beeld dat er niks over is van het Nederlandse mijnbouwverleden moet dringend worden bijgesteld.’
De minister benadrukte dat het beschermde gezicht een waarborg is om de cultuurhistorische kwaliteit te behouden en te versterken. Het beschermde gezicht betekent geen bevriezing, maar wel dat er rekening gehouden moet worden met het historische karakter. Tot slot complimenteerde de minister de gemeente Brunssum met de betrokkenheid en zorgvuldigheid waarmee zij hiermee omgaat. De officiële aanwijzing is symbolisch bekrachtigd op locatie in de kolonie Treebeek. De minister onthulde een hinkelbaan met daarin een plaquette die herinnert aan dit speciale moment. In een ontmoetingscentrum geeft een tentoonstelling bezoekers een mooi beeld van het leven tijdens de mijntijd. Daarnaast hebben alle inwoners de gemeentelijke folder Mijn Verleden ontvangen, met daarin informatie over wonen in het beschermde gezicht.