Hoogste archeologische onderzoek ooit

Bron: RACM Nieuwsbrief 4
Door: Jan van Doesburg en Gerard van Wezel

Kasteel Valkenburg in Zuid-Limburg kent een roemrijke geschiedenis vol van belegeringen, verwoestingen, herbouw en uitbreidingen. Momenteel begeleidt de Rijksdienst de restauratie en consolidatie van de hooggelegen ruïne. Tegen de verwachting in zijn er bij die werkzaamheden archeologische resten tevoorschijn gekomen. Zodat dit misschien wel de hoogste plek in ons land werd waar archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.
De ruïne van Kasteel Valkenburg is een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van het Zuid-Limburgse Valkenburg aan de Geul en prijkt op talloze ansichtkaarten, die dagjesmensen en vakantiegangers vanuit Valkenburg aan de Geul en prijkt op talloze ansichtkaarten, die dagjesmensen en vakantiegangers vanuit Valkenburg naar familie en vrienden sturen. Ook historici, bouwhistorici en archeologen zijn zeer geïnteresseerd in de ruïne. Het is een van de weinige zogenaamde hoogteburchten die ons land rijk is.
Kasteel Valkenburg kent een complexe bouw- en bewoningsgeschiedenis. Omstreeks 1115 werd het door Gooswijn I, heer van Heinsberg, gebouwd. Reeds enkele jaren later, in 1122, werd het kasteel door keizerlijke troepen verwoest, omdat Gooswijn I zich in de opvolgingsstrijd van de Luikse bisschopszetel niet achter de door zijn leenheer gesteunde kandidaat had gesteld. Opgravingen hebben uitgewezen dat het kasteel in de periode 1160-1170 is herbouwd. In deze periode verrees een forse zestienkantige donjon, een woontoren, met een doorsnede van zestien meter. Iets later werd aan de westzijde daarvan een schildmuur opgetrokken, die aan de noordzijde eindigde bij de eveneens forse Molentoren.
De donjon was geen lang leven beschoren, want reeds kort na 1200 werd, na de belegering en inname van het kasteel door keizer Frederik II en de bisschop van Luik, op de resten daarvan een nieuw kasteel gebouwd. Dit kasteel bestond uit een schildmuur, die drie zijden van een binnenplaats omsloot, met in het midden een tienkantige toren van mergel. Kort daarop werd een rechthoekige toren aan het complex toegevoegd, waarvan de resten nu deels onder de kapel verborgen liggen.

Opgeblazen
Deze toren moest in het midden van de dertiende eeuw plaatsmaken voor de voorganger van de huidige, monumentale oostvleugel. Niet lang daarna werd een haaks daarop staande zuidvleugel gebouwd. Bij het beleg en de inname van het kasteel in 1329 door Hendrik III van Brabant zullen deze gebouwen zwaar zijn beschadigd. In ieder geval werd kort daarna besloten tot een algemene herbouw van de nu nog bestaande oostvleugel, met een onderkelderde, gotische ridderzaal en de door een rechthoekige toeren daarvan gescheiden kapel. Enkele jaren later werd de zuidvleugel herbouwd en vernieuwd. In de binnenhoek tussen beide vleugels werd een ronde toren geplaatst.
In 1352 stierf het geslacht van de heren van Valkenburg in de rechte lijn uit. Dit was het begin van een erfstrijd, die pas in 1365 werd beslecht. Het kasteel kwam in handen van de hertogen van Brabant. Vanaf dat moment kunnen de aanpassingen aan het kasteel worden afgeleid uit de rekeningen van de door de hertogen aangestelde kastelein-drossaard. In de vijftiende eeuw werden de putkamer, de voorpoort en andere nevenruimten gebouwd. In die tijd kende het kasteel zijn grootste bloei en omvang. In de zestiende en zeventiende eeuw vonden er veelvuldig herstelwerkzaamheden plaats. Zelfs na de gedeeltelijke verwoesting tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1644 werd het kasteel weer bewoonbaar gemaakt.
In 1672 kwam er een definitief einde aan het kasteel. Franse troepen namen in dat jaar het stadje Valkenburg in en Staatse troepen veroverden het kasteel. Korte tijd later werd het kasteel opgeblazen en veranderde de oude burcht in een ruïne. Het complex werd aan de elementen en op de bouwmateriaal beluste burgers van Valkenburg overgelaten.
Pas in 1863 werden er maatregelen genomen om de kasteelresten tegen sloopactiviteiten en andere aantastingen te beschermen. Na aankoop door de Valkenburgse Catacombenstichting in 1919 werd de ruïne in de jaren 1920-1930 geconsolideerd.


Consolidatie en restauratie
In de jaren twintig werd niet alleen conserverend gerestaureerd, onder meer door inboeting van grote delen van beschadigd muurwerk met nieuwe mergelblokken, maar er werd ook gereconstrueerd. Daarbij werden architectonische fragmenten die waren opgegraven weer teruggeplaatst in de wanden van de verdieping onder de voormalige grote zaal. Er werd gelukkig zeer terughoudende gereconstrueerd en blijkbaar alleen ter verduidelijking van de leesbaarheid van het nog overeind staande muurwerk. De vele opgegraven gewelfribben werden verzameld en apart gelegd in een hoek van de ruimte onder de zaal. Alle overige gevonden bouwfragmenten werden opgeborgen in een daarvoor getimmerd hok in de artilleriekamer.
in de jaren 1972-1979 vond er opnieuw een grootscheepse consoliderings- en restauratiecampagne plaats, waarbij de in de jaren dertig opgegraven fundamenten van de oudste opeenvolgende torens tot boeven het maaiveld werden opgemetseld. Hierdoor is de gehele geschiedenis van het complex nu zelfs in situ zichtbaar gemaakt. Deze consolidatie ging gepaard met een uitgebreid archeologisch onderzoek, waarvan de resultaten helaas nog niet uitvoerig zijn gepubliceerd.
Ondanks de consolidatiewerkzaamheden was het geleidelijke verval van de bouwresten niet te stoppen. Daarom worden er momenteel opnieuw restauratie- en consolidatiewerkzaamheden uitgevoerd. Deze omvangrijke consolideringscampagne is in juni 2007 van start gegaan, en zal in 2010 zijn voltooid. De campagne wordt begeleid door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten. Verder vindt er in het kader van de werkzaamheden bouwhistorisch onderzoek plaats en worden aanwezige bouwfragmenten geínventariseerd.

Gevulde muurgang
Vorige zomer werd er tijdens het uitgraven van puinbrokken tussen opgaand muurwerk ter hoogte van de kapel aardewerk aangetroffen. Bovendien bleek in een profiel een brandlaag aanwezig te zijn, sporen van een brand in het kasteel. Het profiel ligt parallel aan de buitenmuur van de ruimte boven de kapel. Van hieruit heeft men een prachtig uitzicht over de ruïne, het stadje Valkenburg en het omliggende Geuldal. Het is misschien wel de hoogste plek in ons land waar tot op heden archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.
De bovenste zestig centimeter van het profiel bestaat uit zand, mergelbrokken, leisteen, steenkool en vondsten, waaronder enkele scherven, een ijzeren nagel en een kleine plavuis. Deze vondsten dateren uit de vijftiende tot de achttiende eeuw. Daaronder bevindt zich de brandlaag. Het materiaal waaruit de laag is opgebouwd doet echter vermoeden dat het geen brandlaag is, maar dat het eerder een vloer- of loopniveau betreft. Er is sprake van een vijf tot tien centimeter dikke laag lemig materiaal, dat door jarenlange betreding een donkere kleur heeft gekregen en waarin brokjes steenkool, verbrande leem en enkele stukjes onverbrand bot terecht zijn gekomen. Grote hoeveelheden houtskool of een rood of bruin verbrande bodem zijn niet waargenomen. In deze laag zijn geen steenkool, verbrande leem en onverbrand bot aangetroffen, maar vermoedelijk betreft het eveneens een oud loop- of vloerniveau.
Beide loop- of vloerniveaus hangen waarschijnlijk samen met de hier aanwezige muurgang. De leemlagen worden aan de zuidzijde afgekapt door een muur, die is opgebouwd uit grote mergelblokken. Mogelijk is deze muur opgericht bij de herbouw van het kasteel na de gedeeltelijke verwoesting gedurende de Tachtigjarige Oorlog. Hierbij werd de middeleeuwse kapel opgedeeld in vier blokken. De muurgang was hierdoor niet meer bruikbaar en mogelijk is deze gelijktijdig met de bouw van de muur opgevuld met mergelbrokken, zand en bouwfragemnten van de voormalige kapel.


Bouwfragmenten
Ook tijdens de opgravingen in de jaren zeventig en tachtgi zijn er bouwfragmetnen gevonden, waaronder een belangrijk dubbel kapiteel met knoppen en bladranken. Ondanks de documentatie van bouwvragementen vanaf 1922 en de eerste globale infentarisatie in 1939, ontbreekt nog steeds een compleet overzicht. De huidige consolideringswerkzaamheden vormden een goede gelegenheid om hierin verandering te brengen. In opdracht van de Rijksdienst werden eind 2007 vrijwel alle bouwfragmenten geïnventariseerd, beschreven en gefotografeerd.
Het onderzoek en de inventarisatie van de gewelffragmenten zullen een gedetaillleerder inzicht geven in de vorm van de overwelving. Daarnaast kunnen ook de determinatie van de natuursteensoorten en de inventarisatie van de steenhouwersmerken veel waardevolle gegevens opleveren over de bouwgeschiedenis. Zo zal hopelijk ook het stilistische onderzoek naar de vroegmiddeleeuwse bouwsculptuur een beter beeld geven van de vorm en mogelijk de iconografie van het kasteel tijdens de oudere, opgegraven bouwfasen.


Boek
Afgesproken is dat op korte termijn gekeken zal worden bij welke consolidatiewerkzaamheden archeologische waarden in het geding zijn en, waar deze bedreigd worden, het noodzakelijk is de werkzaamheden vooraf te laten gaan door archeologisch onderzoek of de werkzaamheden door archeologen te laten begeleiden. Op deze wijze kan aanvullende informatie over de bouw- en bewoningsgeschiedenis van het kasteel worden vergaard.
Daarnaast lijkt de tijd rijp om de in de afgelopen decennia door diverse instanties vergaarde historische, bouwhistorische en archeologische gegevens aangaande de bouw- en bewoningsgeschiedenis van Kasteel Valkenburg te verzamelen, te ordenen en te ontsluiten voor de vakwereld en het algemene publiek.
Hierbij gaan de gedachten uit naar een boek waarin al deze aspecten integraal zullen worden belicht. Daarnaast zal er naar worden gestreefd al het bij de opgravingen geborgen vondstmateriaal en de bouwfragmenten, die verspreid zijn over diverse locaties, voor verder onderzoek en deponering over te brengen naar het provinciaal depot Limburg. Op deze wijze zal de nalatenschap van deze roemrijke versterking voor het nageslacht kunnen worden bewaard en ontsloten.