Het leeglopende land
Na ruim twee eeuwen van gestage groei is er nu een daling van het aantal Nederlanders in zicht. Deze manifesteert zich vandaag al aan de randen van ons land. Wat zijn daarvan de gevolgen voor het erfgoed? De Rijksdienst voerde een verkenning uit naar krimp.
Bron: Tijdschrift van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed 1 2012
Door: Martin Woestenburg
Het schrikbeeld van krimp kennen Nederlanders uit het buitenland. Verlaten dorpen en boerderijen, rijen dicht-getimmerde huizen, overgroeide wijngaarden en akkers, vervallen bedrijventerreinen en fabrieken. Geen bakker meer, geen dorpscafé, geen school. Het zijn allemaal tekenen dat het leven uit een regio is verdwenen met de mensen die er ooit woonden. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is op zoek gegaan naar de vraag wat krimp in Nederland betekent voor het erfgoed, en wat erfgoed kan betekenen voor krimp.
Nederland groeit nu nog en bereikt tussen 2035 en 2040 zijn top met zo’n 17,5 miljoen inwoners. Daarna daalt het inwoneraantal. Het land is opgedeeld in wat de Sociaal-Economische Raad een ‘demografisch tweestromenland’ noemt. In Limburg is de krimp het sterkst, vooral in het zuidoosten. Provincies als Flevoland en Utrecht zullen voorlopig nog blijven groeien. Regionaal zijn er grote verschillen. In Groningen groeit de stad Groningen nog sterk, terwijl het noordoosten van de provincie al krimpt. In Zeeland
groeien gemeenten als Kapelle, Tholen, Middelburg en Goes, terwijl Vlissingen, Terneuzen en Sluis al enkele jaren krimpen.
De bevolking krimpt niet alleen, maar verandert ook van samenstelling. In krimpgebieden trekken jongeren weg, neemt het aantal
ouderen toe, neemt dus ook de beroepsbevolking af, en worden er zo nog minder kinderen geboren. Veel voorzieningen zijn er niet
meer te betalen, er ontstaat leegstand en de leefaarheid wordt er minder.
Krimp is niet te bestrijden
De combinatie van krimp en erfgoed blijkt nog onwennig. Krimpexperts weten vaak niet wat ze met het erfgoed moeten. Onderzoekers van het Planbureau voor de Leefomgeving vrezen dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in de reflex zal schieten om erfgoed
als een middel te beschouwen om krimp te bestrijden. Bestrijden van krimp kan echter niet, maakt onderzoek duidelijk, want krimp
is een relatief autonoom proces. Het enige wat kan, is krimp begeleiden.
De Rijksdienst participeert al enige tijd in vraagstukken rondom krimp, bijvoorbeeld in Parkstad Limburg, Groningen en Friesland.
Zo maakte de dienst voor de gemeente Dongeradeel een analyse van het culturele erfgoed als onderdeel van het Aanvalsplan krimp
Holwerd. Maar over de relatie tussen krimp en erfgoed is nog weinig bekend. Reden voor de Rijksdienst om aanzeten te ontwikkelen
voor beleid en acties.
Het Planbureau voor de Leefomgeving waarschuwt voor een fixatie op bevolkingsaantallen. Welvaart en ruimtelijke ordening zijn voor
ruimtelijke ontwikkelingen namelijk belangrijker dan krimp. Het in kaart brengen van de omvang van de bedreiging die krimp vormt
voor erfgoed lijkt daarom een lastige opgave. Er moet niet alleen gekeken worden naar de demografie, maar ook naar de regionale
economie en ruimtelijke ordening.
Erfgoed speelt zeker een rol bij krimp. Cultuurhistorisch aantrekkelijke steden als Middelburg, Appingedam en Hulst krimpen aanmerkelijk minder dan nabije buren met kennelijk minder aantrekkingskracht, zoals Vlissingen, Delfzijl en Terneuzen. Wat is de rol
van het erfgoed bij de herontwikkeling van de cultuurhistorisch niet erg gewaardeerde bebouwing van Delfzijl? En wat is in het
geval van Vlissingen de potentie van de historische binnenstad en de boulevard?
Samen het verlies delen
De vraag hoe erfgoed een strategische rol kan spelen leeſt nog niet in de krimpregio’s. Het blijkt lastig om niet in de reflex te schieten
om krimp te bestrijden. Dat is een opgave die stedenbouwkundige Christine Hahn van de gemeente Heerlen mooi verwoordt: ‘Krimp is samen het verlies delen. Dat is moeilijk.’ Daarin zit zowel de tragiek als de strijdbaarheid besloten die in krimpregio’s zichtbaar is, maar ook dat samenwerking essentieel is.
Het organiseren van die samenwerking blijkt in Zeeland echter nog moeilijk. ‘Veel gemeenten ontkennen de krimp of leggen het
probleem bij de buren’, vertelt planoloog Léon Kaagman van de provincie Zeeland. Zo trekt het cultuurhistorisch aantrekkelijke
Middelburg met zijn werkgelegenheid en voorzieningen inwoners uit Vlissingen. Terwijl samenwerking hier zo logisch zou zijn, met
de korte afstand tussen de twee steden.
In Heerlen is men het verst gevorderd. De gemeente werkt al zes jaar samen met andere gemeenten in Parkstad Limburg. In de regio
moeten naar verwachting twaalfduizend woningen gesloopt worden. Erfgoed is een van de factoren waarmee rekening wordt
gehouden. Zo is Kasteel Hoensbroek een belangrijk centrum voor de herstructurering van de omliggende wijken en het toegankelijk
maken van de beekdalen in de buurt. Het verleden speelt een directe rol bij de samenvoeging en renovatie van de kleine mijnwerkerswoningen in de voormalige mijnkoloniën, die als beschermd stadsgezicht zijn aangewezen. Dat blijken nog steeds
aantrekkelijke woonmilieus.
Leegstand netjes begeleiden
Erfgoed wordt in krimpgebieden nog niet zo belangrijk gevonden, maar één ding is daar wel duidelijk: verloedering is onacceptabel.
‘Mensen vinden vooral de dichtgetimmerde huizen erg’, vertelt Lammert Prins van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,
die voor het Aanvalsplan krimp Holwerd meewerkte aan de analyse. ‘Leegstaande monumenten kunnen zonder onderhoud snel vervallen, en dat is een probleem voor het behoud van die monumenten. Maar voor de bevolking is de verloedering van de omgeving
het grootste probleem.’
Leegstand is dus alleen een optie als die netjes wordt begeleid. Daar kan een rol liggen voor de Rijksdienst, met de ervaring die
er is met herbestemming. ‘De vraag is of alle lege gebouwen direct weer in gebruik moeten worden genomen, of dat je voorlopig kunt
volstaan met inwateringsdoeken voor de kozijnen’, vraagt herbestemmingsexpert Machteld Linssen van de dienst zich af. ‘Vandaar
dat het Rijk daar sinds dit jaar subsidie voor verstrekt.’
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed kan ook helpen in het historische bewustzijn van krimp, denkt hoogleraar Erfgoed van
Stad en Land Hans Renes. Krimp is van alle tijden. Renes vertelt over de tijd dat de pest in de middeleeuwen zorgde voor krimp, of
toen Enkhuizen rond 1650 van 25.000 naar ruim 5.000 inwoners kromp. ‘Met de pest in de middeleeuwen handhaafde Noordwest-Europa zich, maar liepen de middelgebergten van Europa leeg’, vertelt Renes. Toen was een afnemende bevolking meestal de reden
voor het verhevigen van de concurrentiestrijd tussen steden, dorpen en regio’s.
Cultuurhistorie als pluspunt
Het nieuwe aan de huidige krimp is dat we die willen bestrijden. ‘Pas in de laatste anderhalve eeuw is het idee ontstaan dat je voor
regio’s die economisch achterblijven beleid kunt maken’, stelt Renes. Vanaf ongeveer 1860 legde de rijksoverheid spoorlijnen naar
Limburg en Groningen aan. Na de Tweede Wereldoorlog verhuisden overheidsdiensten. De PTT ging bijvoorbeeld naar Groningen en het CBS naar Limburg. ‘Politici en bestuurders kunnen nu maar moeilijk afstand nemen van het idee van de maakbare samenleving.’
Vanuit historisch perspectief lijkt krimp daarom vooral een mentale opgave, het samen delen van het verlies van Hahn. Hoogleraar
Planologie Gert de Roo van de Rijksuniversiteit Groningen anticipeerde al in 2006 op krimp met zijn concept Lila, Living in Leisure-rich Areas. Daarin wordt Noord-Nederland beschouwd als de rustige contramal van de drukke Randstad, met een economie die is gericht op een aantrekkelijke omgeving om in te wonen, te werken en te recreëren. De drie noordelijke provincies als ‘ontspanningsprovincies’, met cultuurhistorie in de vorm van monumenten, oude steden en cultuurlandschappen als belangrijk pluspunt.
Theo Hoek stelt nu bij de provinciale welstands- en monumentenorganisatie Libau een team samen dat noordelijke gemeenten kan
faciliteren in ruimtelijke ontwikkelingen. ‘Bij krimp moet je in plaats van plannen maken snappen hoe processen lopen en of je
dat kunt regisseren’, vertelt hij. ‘Wat we zoeken is de vitaliteit van een plek. Als die er is, kan dat een drager worden voor ruimtelijke
ontwikkelingen.’ Dit wordt bevestigd door de ervaringen van Lammert Prins in Holwerd. ‘Je kunt in dorpen cruciale plekken
aanwijzen, karakteristieke gebouwen die lokaal belangrijk worden gevonden. Als je daarin investeert, heb je de meeste kans op meerwaarde en nieuwe impulsen.’
Op zoek naar lokale vitaliteit
De aanpak van Hoek komt overeen met de methode die de Bond van Nederlandse Architecten ontwikkelde tijdens een drietal ontwerpateliers over krimp. Daarin werd gewerkt volgens de methode van ontwerpend onderzoek, waarbij kennis van diverse disciplines is ingezet, van landschapsarchitectuur tot economie. ‘Het gaat om waardecreatie’, vertelt Jan van Dijk van het Ontwerplab Krimp. ‘Een gebouw moet ingebed zijn in een maatschappelijke, economische en cultuurhistorische context. Dat is ongelofelijk maatwerk.’ De werkwijze van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Holwerd sluit volgens Hoek en Van Dijk naadloos aan bij de zoektocht naar vitaliteit in een regio en het ontwerpende onderzoek. Ook daar ging het niet alleen om gebouwen, maar om de mensen die maken dat gebouwen, dorpen en landschappen leven. In krimpgebieden gaat het volgens Hoek ook om het aantrekken van nieuwe mensen met creatieve ideeën. Hij noemt als voorbeeld het initiatief van een kunstenaar om in een voormalig klooster in Kloosterburen
een woongemeenschap te stichten van ouders met gehandicapte kinderen, met een bibliotheek, een peuterspeelzaal, een theeschenkerij, een kunstatelier en een bakkerij. Van Dijk benadrukt echter dat de aanpak van krimp vooral gericht moet zijn op de oorspronkelijke inwoners van de krimpregio’s.
Goede begeleiding
Krimp is dus een verzameling van maatschappelijke processen die allerlei kanten op gaan, met een resultaat dat er op de verschillende schaalniveaus anders uitziet. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeſt op die processen wel aangrijpingspunten, maar kan daarop beperkt invloed uitoefenen. Erfgoedhoogleraar Renes vindt echter dat de dienst wel kan anticiperen op krimp. De Rijksdienst staat volgens hem voor de zorg voor het erfgoed, en is daarom verantwoordelijk voor een goede begeleiding van dat erfgoed als de maatschappij verandert. Ook bij krimp. De oproep van Renes om erfgoed in de veranderende maatschappij
te begeleiden, raakt niet alleen de Rijksdienst, maar geldt voor de hele erfgoedsector. De grote vraag is echter hoe je krimp het beste
kunt begeleiden. En die vraag is niet nieuw. De aanstekelijke kreet ‘behoud door ontwikkeling’ van het stimuleringsprogramma
Belvedere uit het eerste decennium van deze eeuw is inmiddels in de erfgoedsector en de ruimtelijke ordening gemeengoed. Krimp
maakt de opgave alleen maar urgenter.
Lokaal samenwerken
Nederland ontwikkelt zich tot een land met twee snelheden: krimp en groei. In beide gevallen zal erfgoed een rol spelen in het verbeteren van de leefbaarheid en de vitaliteit van gebieden. In krimpgebieden zal onderzocht worden hoe erfgoed van betekenis kan zijn voor de leefbaarheid en de vitaliteit van die gebieden. Essentieel is daarbij het zoeken naar nieuwe dragers voor het behoud en de duurzame ontwikkeling van het vrijkomende erfgoed. Hierbij wordt er gezocht naar nieuwe oplossingen, en naar nieuwe coalities met
partijen als projectontwikkelaars of woningbouwverenigingen. Dat gebeurt bijvoorbeeld al bij het herbestemmen van industrieel
erfgoed. Dit krijgt nu een praktische uitwerking via de recent door het kabinet vastgestelde Visie erfgoed en ruimte. Daarin worden, bij
het speerpunt Herbestemming als gebiedsopgave, ook proeven rondom krimp en erfgoed aangekondigd.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed speelt als landelijk kenniscentrum een rol bij kennisontwikkeling en bij het adviseren in
zaken van nationaal belang. Zo heeſt het onderzoek in Holwerd inmiddels een vervolg gekregen in het Experiment Duurzame
Beschermde Dorpsgezichten Dongeradeel, een cultuurhistorische verkenning van de vier beschermde dorpsgezichten Holwerd, Ee,
Metslawier en Moddergat. Daarin wordt een agenda verwerkt, om te zorgen dat er concreet geprofiteerd wordt met de opgedane
kennis. Verder is de Rijksdienst momenteel betrokken bij krimpvraagstukken in bijvoorbeeld Brunssum en Oostburg.
Omgaan met erfgoed in krimpgebieden vraagt vooral om lokaal maatwerk. Daarbij is het zaak de cultuurhistorie te betrekken in
de regionale krimpaanpak. En om de kansen en risico’s van krimp voor het erfgoed vroegtijdig in beeld te krijgen bij het behouden
of bevorderen van de leefaarheid van stad, dorp en land. Hier ligt een rol voor de vele lokale en regionale erfgoedinstellingen.
De Rijksdienst faciliteert hierbij.