Gemeentelijke monumentenlijst vraagt intensieve communicatie

Burgers denken helaas nog steeds dat de monumentenstatus een forse vrijheidsbeperking betekent. Gemeenteraden denken dit ook en stellen slechts bescheiden budgetten voor monumentenbeleid beschikbaar.

Dit heeft twee gevolgen. Ten eerste wordt de monumentenstatus vooral als bezwaarlijke regulering en inperking van bewegingsvrijheid ervaren. Ten tweede is het subsidiëren van restauratie en onderhoud vaak niet of nauwelijks mogelijk. Hierdoor is een onevenwichtigheid ontstaan. De traditionele aanwijzing voor de monumentenlijst zegt: wij als gemeentebestuur vinden uw pand namens de samenleving waardevol. Het uitblijven van financiële steun zegt vervolgens: maar wij hebben er geen geld voor over. De eigenaar voelt zich in de kou staan. Het magere enthousiasme voor de monumentenstatus vind ik dan ook wel begrijpelijk.

Gemeenten die desalniettemin een monumentenlijst willen opstellen zoeken op dit moment de oplossing vooral in een verbetering van de communicatie met de burger en de pandeigenaren. Dat krijgt op verschillende manieren vorm.

Drie voorbeelden

Haarlem is op communicatief hoog niveau te werk gegaan. In een drie jaar durend proces is onder leiding van de wethouder uiterst intensief met buurten, verenigingen en eigenaren persoonlijk gesproken. Informatie is verstrekt, bezwaren zijn aangehoord en misverstanden uit de weg geruimd. Het resultaat is een monumentenlijst van ruim 2500 adressen, met niet meer dan 7 bezwaren.

Lochem heeft de monumenteigenaren naar hun behoeftes gevraagd. Zij willen een monumentencoach: iemand die persoonlijk contact legt en hen ondersteunt bij het maken van plannen, het vinden van een goede ontwerper en bouwer of het verzamelen van informatie over bijvoorbeeld duurzaamheidsmaatregelen. Hier wordt de monumenteigenaar dus niet financieel, maar praktisch ondersteund.

In sommige gemeenten, zoals Westerveld en Waddinxveen, wordt sterk ingezet op het onder de aandacht brengen van de bijzondere waarde die gebouwen kunnen hebben voor de plaatselijke geschiedenis. Er zijn altijd historische verenigingen en mensen die trots zijn op hun historische pand. Deze mensen worden meegenomen in die beweging. Zij voelen zich daardoor aangesproken en gewaardeerd. Zij denken mee en helpen ook anderen de waarde van hun bezit in te zien. In sommige gemeenten heeft dat er toe geleid dat een monumentenlijst op basis van vrijwilligheid een fors aantal objecten kent.

Het vrijwillige monument

Een vrijwillige status: wat heb je daar aan, welke bescherming levert die op? De eigenaren zijn aantoonbaar trots op hun pand en trots op de monumentenstatus. Is dat niet de beste basis om behoud en zorgvuldig gebruik te garanderen? Een eigenaar die spontaan de monumentenambtenaar consulteert bij verbouwplannen: is dat niet veel beter dan een vergunningprocedure waarbij onwillige eigenaren moeten worden overgehaald? De traditionele bescherming met zijn vergunningprocedures levert zekerheid op, maar ook ontwijkgedrag en ontevredenheid.

Een vrijwillige lijst betekent natuurlijk ook dat de eigenaar te allen tijde kan verzoeken het pand weer van de lijst te verwijderen. In Westerveld is bovendien de logische conclusie getrokken dat de status ook geen extra bescherming oplevert. Het is dan ook zaak de trots hoog te houden en hiervoor is een voortdurende gemeentelijke inspanning nodig. De monumentenstatus is immers eerder een erkenning van de trots dan een opgelegde bescherming. Een goed functionerende vrijwillige monumentenlijst kan dan ook gezien worden als het ultieme resultaat van een goede communicatie. De toekomst zal leren of dit ook op de lange duur effecten heeft.

Overtuigingskracht

Uit de drie voorbeelden blijkt dat intensief communiceren met de burger resultaten oplevert. Beleid moet overtuigend worden uitgelegd. De trots voor de plaatselijke geschiedenis kan worden aangesproken en gestimuleerd, samenwerken met historische verenigingen is noodzaak en bezwaren of huiver moeten serieus worden genomen. Is dat het geval, dan kan een gemeentelijke monumentenlijst een fraai bezit worden voor bestuur en burgerij.

Bron: Erfgoedstem/Door: Frank van Unen