De onzichtbare linie

Momenteel onderzoekt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de resten van de linies en stellingen rondhetverdwenen Genneperhuis. Deze burcht lag bij Gennep, in Limburg. Een pracht van een gelegenheid om meer kennis te vergaren van militair erfgoed uit de Tachtigjarige Oorlog.

Frederik Hendriks belegering van het Genneperhuis



Bron: Tijdschrift Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 1 
Door: Axel Müller


Tot zijn verwoesting in 1710 stond het Genneperhuis ten westen van het stadje Gennep, daar waar de Niers en de Maas samenvloeien. De geschiedenis van het huis gaat terug tot de elfde eeuw. Mogelijk was het toen een omgrachte donjon, een zware toren. In de loop van de middeleeuwen ontwikkelde het Genneperhuis zich tot een imposante versterking.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog speelde de burcht een belangrijke rol in de verdediging van het gebied rond Gennep. In 1641 was hij in Spaanse handen. Na een grootscheeps beleg door prins Frederik Hendrik in datzelfde jaar capituleerden de Spanjaarden, op 29 juli. Bij de belegering werd een 24 kilometer lange verschansing rond het Genneperhuis aangelegd, ook wel circumvallatielinie genoemd. Deze werd voorzien van versterkte kampementen, kwartieren voor de verschillende legerleiders en voorwerken als papenmutsen en hoorn werken.


Proef
Op talrijke plaatsen in het Nederlandse landschap zijn overblijfselen aanwezig van de Tachtigjarige Oorlog, die tussen 1568 en 1648 in onze contreien woedde. Sommige van deze overblijfselen zijn nog duidelijk herkenbaar als verhogingen en lineaire laagtes. Deze hoogteverschillen vertegenwoordigen onder andere linies en stellingen. Op enkele plaatsen zijn de resten gerestaureerd en gereconstrueerd, zoals de Engelse Schans bij Groenlo in de Achterhoek. Van een ander gedeelte zijn nog uitsluitend in de ondergrond resten aanwezig.
Vanuit de archeologische monumentenzorg is aan deze onzichtbare resten tot op heden nog relatief weinig aandacht besteed. Dit vormt een van de aanleidingen voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om een proef te starten waarin relicten van militair erfgoed centraal staan. Het doel is ten eerste om methoden en technieken te ontwikkelen om resten van verdedigingswerken uit de Tachtigjarige Oorlog op non-destructieve wijze te traceren. Voorts willen we die resten definiëren en waarderen. Tot slot is het de bedoeling die gebieden waarin waardevolle resten voorkomen voor te dragen voor wettelijke bescherming, al dan niet in combinatie met zichtbare relicten.


Verrassend resultaat
Anderhalfjaar geleden is de Rijksdienst begonnen met het ontwikkelen van de opsporingsmethoden. Als onderzoeksobject hebben we de resten van de linies en stellingen rond het Genneperhuis uitgekozen. De kaart uit 1645 van C.J. Visscher in Belgium sive Germania Inferior toont de opbouw van de circumvallatielinie van Frederik Hendrik. Op deze kaart zijn de verschillende onderdelen duidelijk aangegeven.
In het huidige landschap echter zijn er vrijwel geen overblijfselen meer zichtbaar van. De uitdaging van dit onderzoek is om deze uitgestrekte linie op te sporen. Het onderzoek is gefaseerd opgezet. Als eerste is een uitgebreid bureauonderzoek uitgevoerd. Dit omvatte het traceren en bestuderen van historische geschriften en kaartmateriaal. Vervolgens zijn de historische kaarten met de huidige topografische kaart, het Actueel Hoogtebestanc van Nederland en oude en recente luchtfoto’s vergeleken. Doel hiervan was om afwijkende structuren in de verkaveling te relateren aan de historische kaarten van het beleg.
Verrassend resultaat van het bureauonderzoek is dat de twaalf historische kaarten allemaal van elkaar verschillen. Ze tonen zowel verschillen in de opbouw van de linie als in de ligging van de onderdelen. Op basis van de resultaten v; het bureauonderzoek, gecombineerd met een veldbezoek, zijn zes deelgebieden geselecteerd met een hoge potentie om resten van de linie te vinden.


Zeer moeilijk te traceren
De volgende stap was om te onderzoeken in hoeverre er resten van de linies in de gekozen deelgebieden aanwezig waren. Hiervoor zijn verschillende technieken uitgeprobeerd, zoals gammastraling, geomagnetisme, satellietfoto infrarood-luchtfotografie met multispectrale beeldanalyse weerstandsonderzoek en grondradar. Dit onderzoek werd uitgevoerd door de bedrijven ArcheoPro en Ecoflight.
Naast het toepassen van deze technisch geavanceerde prospectietechnieken werd er ook archeologisch veldwerk uitgevoerd. In alle deelgebieden heeft booronderzoek plaatsgevonden, net als het rapen van scherven van het oppervlak. Hiertoe hebben we contact opgenomen met de lokale historische vereniging Monarch in Gennep.
Een van de uitkomsten van deze fase is de constatering dat de resten van de linies zich zeer moeilijk laten traceren. De toegepaste prospectietechnieken hebben wel veel gegevens opgeleverd, maar nog onduidelijk is hoe deze moeten worden geïnterpreteerd. Gaat het hier inderdaad om relicten van de linie of betreft het resten uit andere perioden? De resultaten zullen vergeleken worden met de resultaten van het bureauonderzoek. Uitkomst hiervan kan zijn dat de verwachting voor de deelgebieden aangepast wordt. Mogelijk moeten we ook nieuwe deelgebieden definiëren.


Greppels
In één deelgebied heeft in 2008 vervolgonderzoek plaatsgevonden. Ten noorden van het dorp Ottersum zijn tijdens het booronderzoek resten van een greppel gevonden. Deze locatie hebben we nader bekeken door middel van enkele proefsleuven. In de sleuven werden twee langwerpige grondsporen aangetroffen; een van 2,50 meter breed en ee van 3,10 meter breed. De grondsporen, die over een afstand van driehonderd meter konden worden gevolgd, zijn geïnterpreteerd als resten van greppels die deel uitmaakten van de circumvallatielinie.
Opmerkelijk echter is dat er in de sleuven bijzonder weinig vondsten zijn gedaan uit de tijd van het beleg. Ten noorden van dit deel van de linies moet volgens oude kaarten het kampement van de overste Ferens hebben gelegen. Het traceren, in kaart brengen en waarderen van de archeologische resten van dit kamp zal onderdeel zijn van een volgende stap in het onderzoek. Daarnaast zijn er nog enkele deelgebieden waar proefsleuven gegraven gaan worden en waar aanvullend geofysisch onderzoek plaats gaat vinden. Zo zullen we beetje bij beetje de linis verder in kaart brengen en kunnen we komen tot een gefundeerde waardering van deze resten.


Axel Müller is veldarcheoloog bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, a.muller@cultureelerfgoed.nl