Archeologische cold case van Weert
Op donderdagmiddag 6 december wordt op heuvel 51 van het urnenveld op de Boshoverheide het eerste exemplaar van het boek Cold case in het stuifzand overhandigd. Leo Verhart, conservator van het Limburgs Museum te Venlo, biedt het boek tegelijk aan Harry Coolen, wethouder gemeente Weert, en Brian Versaevel, adviseur bij het Ministerie van Defensie aan.
Bron: www.cultureelerfgoed.nl
Het urnenveld op de Boshoverheide bij Weert staat bekend als het grootste prehistorische grafveld van Nederland en een van de meest uitgestrekte van Noordwest-Europa. Ruim vier eeuwen lang, van omstreeks 1000 tot 600 voor Christus, hebben de bewoners van de omgeving Weert en Budel hun overledenen daar begraven.
Met ruim 150 gerestaureerde grafheuvels is het urnenveld een zichtbaar archeologisch monument. Ruim 30 hectare is sinds 1968 wettelijk beschermd.
Een indrukwekkende uitkomst van de studie is dat het erop lijkt dat het grafveld ‘te groot’ is voor zijn omgeving. De vraag dringt zich op of dit urnenveld een andere sociale betekenis heeft gehad dan andere, ‘doorsnee’ urnenvelden in Nederland. Ook de rijkdom aan grafgiften en het feit dat er nagenoeg geen vrouwen zijn begraven, is opmerkelijk.
De informatie van vijftien opgravingcampagnes is nu in het boek gebundeld. Daarnaast zijn de gegevens van 400 grafmonumenten in ruimtelijke samenhang digitaal bijeengebracht in een archeologische geo-databank. Ook zijn de data vertaald naar een erfgoedkaart. Deze helpt de terreinbeheerder bij het onderhoud en beheer van de unieke, maar kwetsbare sporen van het grafveld. Tot slot zijn ideeën geformuleerd voor een digitale publiekspresentatie die de historische beleving van de plek versterkt.
Ondanks de bekendheid van het grafveld speelde het tot nu toe slechts een marginale rol in het wetenschappelijke debat over het laat-prehistorisch grafritueel. Dat komt omdat de resultaten van verschillende onderzoeken in de afgelopen decennia slechts gedeeltelijk beschikbaar waren. Aan die situatie komt met dit nieuwe boek nu een einde. Met een subsidie vanuit het onderzoeksprogramma Odyssee is een eerste stap gezet in het samenbrengen en ontsluiten van de informatie van het urnenveld. De ontdekkingen van de amateur-archeologen, gebroeders Pier en Bèr Houben, en Tjeu Heijmans, zijn nu samengebracht met de resultaten van de opgravingen door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (1968) en de Universiteit van Amsterdam (1983-1994). Het Odyssee-project is door een klein team uitgevoerd, vanuit de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort.
Nu de rijke dataset voor iedereen beter toegankelijk wordt, zal het grafveld van de Boshoverheide in toekomstige discussies over elitaire begravingsrituelen in de prehistorie een vaste positie gaan innemen. De auteurs hopen dan ook dat met het boek Cold case in het stuifzand de deur naar de schatkamer van Boshoverheide verder open zet.