Archeologie in de knel door ondergronds bouwen
Waar blijft de archeologie bij grootschalig ondergronds bouwen? Er zijn nu allerlei regels en wetten die bepalen wat er gebeuren moet als er tijdens een bovengronds bouwproces een archeologische vondst opduikt. Maar als er een bouwwerk in de ondergrond komt te liggen dan zal de archeologie het veld moeten ruimen. Zelfs de wetenschappers geven toe; dan gaat het maatschappelijk belang vóór.
Bron: Radio Nederland Wereldomroep
In de komende decennia zal de Nederlandse bodem langzaam maar zeker in een soort gatenkaas veranderen. Ondergronds werken, winkelen en parkeren zal steeds meer voorkomen. Gasleidingen, hoogspanningskabels, transportbuizen, snelwegen, metro – en spoorleidingen, warmte- en koude opslag, alles gaat ondergronds en het wordt echt dringen.
Laten liggen
Je kunt je afvragen waar de archeologie dan blijft tussen al dat geweld. Het probleem doet zich voor dat archeologen als ze iets vinden, dat materiaal wel willen onderzoeken, maar het daarna liefst laten liggen waar het ligt. Het is er tenslotte niet voor niets honderden of duizenden jaren bewaard gebleven. Als bijvoorbeeld een Romeins schip na onderzoek weer onder de grond verdwijnt, en opnieuw door het grondwater beschermd blijft voor de schadelijke buitenlucht, dan blijft het daar ook voor volgende generaties – en wetenschappers – bewaard.
Zenuwachtig
Maar juist die aanpak komt dus in de knel door ondergronds bouwen volgens Archeoloog Jasper de Bruin van de universiteit van Leiden: ‘In de meeste gevallen ontkomen we er niet aan om dan toch die archeologische vondst op te graven. Aan de ene kant levert dat meer gegevens op, en dat is voor mij als wetenschapper natuurlijk heel interessant, maar aan de andere kant betekent het wel dat we minder archeologie in de bodem overhouden, en dat we in Nederland naar een situatie toegaan waarbij er in ons land geen archeologie meer bedreven kan worden, en daar worden wij archeologen erg zenuwachtig van.’
De wettelijke regels bepalen nu dat er bij elk bouwproject van te voren al een bepaald bedrag gereserveerd is voor het geval er tijdens de bouw archeologische vondsten opduiken. Dan nóg is het niet leuk voor de bouwer als dat inderdaad gebeurt –het levert immers een forse vertraging op – maar in elk geval is het financiële risico afgedekt.
Wegmoffelen
Over het algemeen functioneert dat systeem goed, volgens de Bruin, maar: ‘Je kunt het natuurlijk nooit helemaal zeker weten, niets is eenvoudiger dan een vondst even snel wegmoffelen.’ Maar zoals gezegd; in grote lijnen heeft de Leidse archeoloog er wel vertrouwen in.
‘De bouwers zijn er over het algemeen niet heel blij mee. Aan de andere kant denk ik dat je het zo moet zien: We vinden het ook allemaal belangrijk dat er milieuonderzoek wordt gedaan als er wordt gebouwd, en we vinden het ook belangrijk dat eventuele verontreiniging in de bodem gesaneerd wordt. Archeologie moet dus ook in één moeite door meegenomen worden. En dan zul je zien dat het in hetzelfde traject zit.’ En daardoor kunnen de kosten en de extra vertraging dus al met al erg mee vallen.
Op dit moment werkt Jasper de Bruin met zijn team aan de opgraving van een Merovingische nederzetting langs de snelweg A44 tussen Leiden en Oegstgeest. Het is een perfect voorbeeld van hoe het goed is gegaan tussen bouwers en archeologen. De resten van het vroeg middeleeuwse dorp worden nu in hoog tempo in kaart gebracht en daarna weer overdekt met aarde. Daarna kan de bouw van de nieuwe buitenwijk die erbovenop komt te staan gewoon weer verder gaan.
Atlantis
De Bruin vindt het een mooi project maar het is niet ‘De Heilige Graal’ van de Nederlandse archeologie. Dat zou de vondst van de verloren hoofdstad van de ‘Frisiavones’ zijn, een stam die in het zuiden van Nederland gewoond heeft tijdens de Romeinse tijd. Archeologen weten dat die stad ergens onder het maaiveld moet liggen, maar niet precies waar.
Het is dus maar hopen dat dat ‘Hollandse Atlantis’ nou niet net opduikt bij de bouw van een ondergrondse zesbaanssnelweg zoals nu onder Maastricht door gaat lopen. Dan is het dus ‘Jammer, maar helaas.’