Archeodienst gaat archeologische vondsten van onbetaalde opgravingen verkopen

Het is een steeds groter wordend probleem dat al meer dan tien jaar speelt en waarvoor niemand zich verantwoordelijk voelt: Wat moet er gebeuren met de vondsten en de verzamelde informatie van archeologisch onderzoek wanneer de opdrachtgever niet betaalt? In de wandelgangen van de archeologische sector spreekt men al jaren over dit probleem, maar er gebeurt niets. Nu is het de hoogste tijd voor actie! Archeodienst, één van de opgravingsbedrijven die geconfronteerd worden met dit probleem, gaat in september de stoute schoenen aantrekken: Er komt een openbare verkoop van archeologische vondsten om daarmee alle betrokken partijen te dwingen tot een discussie en een oplossing.

Sinds de invoering van de commerciële archeologie aan het begin van de eeuw geldt het principe van de verstoorder betaalt. Als in het kader van een bouwproject archeologische resten weggegraven worden, is de initiatiefnemer van het bouwproject verplicht de kosten voor een archeologisch onderzoek te betalen, zodat de archeologische vondsten en informatie in ieder geval bewaard blijven. Dat betekent dat sindsdien het meeste archeologische onderzoek uitgevoerd wordt door opgravingsbedrijven in opdracht van de initiatiefnemer. Deze kan met de bouw beginnen zodra het archeologische veldwerk afgerond is.

Het onderzoek is daarmee echter nog niet klaar. De uitwerking vormt de tweede helft van het onderzoek. Zonder uitwerking is het veldwerk voor niets geweest. Omdat de opdrachtgever lang niet altijd geïnteresseerd is in het eindproduct zelf, neemt hij het soms niet zo nauw met het betalen van het onderzoek. Het is de taak van de gemeente om in zulke gevallen tot handhaving over te gaan, dit gebeurt echter helaas maar zelden. Daar bovenop komt nog dat een opgravingsbedrijf volgens de Erfgoedwet zijn projecten volledig uitgewerkt binnen twee jaar aan de overheid moet overdragen. Daarbij speelt het geen rol of het bedrijf voor de geleverde diensten betaald krijgt of niet, de provincie eist altijd haar eigendommen op. Hierdoor lijden de archeologische bedrijven miljoenen Euro’s schade. In de praktijk betekent dit meestal dat archeologisch onderzoek niet afgerond wordt, waardoor er veel cultureel erfgoed verloren gaat. Er heerst al jarenlang een impasse waarin niemand de verantwoordelijkheid wil nemen voor ons erfgoed, terwijl de vondsten weg liggen te rotten in de magazijnen van de opgravingsbedrijven.

Archeodienst vindt dat het nu lang genoeg geduurd heeft en gaat in september een precedent scheppen door de onbetaalde vondsten te verkopen. De overheden worden hierdoor gedwongen om constructief mee te denken zodat er eindelijk een structurele oplossing komt.

Wat is het probleem?

Sinds de invoering van de commerciële archeologie aan het begin van deze eeuw moet archeologisch onderzoek betaald worden door de verstoorder, oftewel degene die het bouwproject initieert waarvoor het onderzoek noodzakelijk is. In 2007 is in de wetgeving vastgelegd dat bij de meeste projecten de gemeente het verantwoordelijke bevoegde gezag is. De gemeente bepaalt bij welke projecten er op welke manier onderzoek uitgevoerd moet worden. De initiatiefnemer moet dat onderzoek betalen, anders krijgt hij geen vergunning om zijn project te realiseren. Voor de uitvoering wordt in de meeste gevallen een archeologisch bedrijf ingeschakeld.

Zodra de archeologen in het veld hun werk afgerond hebben wordt de bouwlocatie in de regel ‘archeologievrij’ verklaard en kan de initiatiefnemer zijn ontwikkelplannen vervolgen. Daarmee is vaak ook de bereidheid tot het betalen van de rest van het onderzoek bij de initiatiefnemer verdwenen omdat hij nu immers met de bouw mag beginnen. De uitwerking van het veldwerk is echter een onlosmakelijk onderdeel van de opgraving en doorgaans de helft van het archeologische onderzoek. Zonder uitwerking is het veldwerk voor niets geweest en moet de verzamelde informatie als verloren beschouwd worden. De initiatiefnemer heeft de verplichting ook de uitwerking te betalen, wat vastgelegd is in het contract met het archeologische bureau, de gemeentelijke vergunning en de monumentenwet (sinds kort Erfgoedwet). Desondanks zijn er initiatiefnemers die niet betalen.

Het is de taak van de gemeente om in zulke gevallen te handhaven en de initiatiefnemer te dwingen de uitwerking te betalen met de vergunning als drukmiddel. De gemeente heeft echter vaak tegengestelde belangen wat er toe leidt dat zij het belangrijker vindt de initiatiefnemer te vriend te houden dan dat het archeologische onderzoek uitgewerkt wordt. Het archeologische erfgoed legt het af tegen het politieke belang. Dit gebeurt, zeker sinds de bouwcrisis, al op structurele wijze doordat gemeenten de minimale omvang van projecten waarbij archeologisch onderzoek gedaan moet worden, enorm opschroeven. Was het uitgangspunt van de monumentenwet dat bouwplannen vanaf 100 m² een archeologische onderzoeksplicht hadden, nu kan deze omvang oplopen tot duizenden vierkante meters.. Zulke maatregelen brengen niet alleen veel schade toe aan de archeologische bedrijven die steeds minder projecten hebben in een markt die door de crisis toch al flink gekrompen is, maar ook aan het archeologische erfgoed van Nederland.

Verantwoordelijkheid

Wie is nu verantwoordelijk voor het verlies van het archeologische erfgoed? In de regelgeving van de Rijksoverheid is opgenomen dat een opgravingsbedrijf zijn projecten volledig uitgewerkt binnen twee jaar aan het betreffende overheidsdepot moet overdragen. Daarbij speelt het voor het Rijk geen rol of het bedrijf voor zijn werk betaald gekregen heeft of niet. Het lijkt echter verre van redelijk om van het uitvoerende bedrijf te eisen dat het de volledige uitwerking uitvoert, terwijl er niet voor betaald wordt. Ook is het niet redelijk om te eisen dat de onuitgewerkte vondsten en documentatie aan de Provincie overgedragen worden als de gemaakte kosten niet betaald zijn. Daarmee geeft het bedrijf immers zijn retentierecht uit handen. Uiteraard worden er incassoprocedures door de bedrijven gestart, maar deze duren lang, zijn kostbaar en leiden lang niet altijd tot betaling. Er is ook regelmatig sprake van faillissementen waardoor projecten niet betaald worden.

Archeodienst is van mening dat het de verantwoordelijkheid van de overheid (i.c. meestal de gemeenten) is, om het behoud van archeologisch erfgoed te waarborgen. De overheid eist in het kader van bouwprojecten een archeologisch onderzoek omdat zij het van groot belang vindt dat de archeologische waarden van de locatie niet verloren gaan. Als dan de initiatiefnemer dat onderzoek niet betaalt zal de overheid hem net zo lang onder druk moeten zetten tot hij betaalt. En als uiteindelijk toch niet betaald wordt, dan zou de overheid als hoeder van het maatschappelijke belang deze kosten op zich moeten nemen en niet de toevallige archeologische uitvoerder, die slachtoffer van de situatie is geworden.

De huidige status quo is dat opgravingsbedrijven de vondsten van onbetaalde projecten in magazijn houden zonder dat er iets gebeurt dat uitzicht geeft op een structurele oplossing. Naar schatting gaat het op de gehele markt om enkele miljoenen aan onbetaald onderzoek.

Oplossing forceren

Archeodienst probeert nu een oplossing voor dit probleem te forceren door een verkoop te organiseren van alle archeologische vondsten die bij de projecten van wanbetalers zijn verzameld, tenzij de openstaande facturen alsnog worden betaald. In het geval van een keurige betaling zal het -meestal niet volledig uitgewerkte – vondstmateriaal netjes overgedragen worden aan de initiatiefnemer of het archeologische depot, waarmee het onderzoek voor Archeodienst afgesloten wordt. Indien hiervoor betaald wordt, zal Archeodienst natuurlijk ook de volledige uitwerking bewerkstelligen. Wanneer de financiële verplichtingen echter verzaakt blijven, zal Archeodienst bij de openbare verkoop van de archeologische vondsten de betreffende opdrachtgevers en gemeenten vriendelijk met naam en toenaam ‘bedanken voor hun inbreng’.

Archeodienst: “Wij zijn ons ervan bewust dat dit wellicht geen charmante aanpak is, maar het verzaken van financiële én cultuurhistorische verplichtingen verdient volgens ons ook geen schoonheidsprijs. Wij willen ter bescherming van ons culturele erfgoed een goede oplossing voor dit probleem bereiken en dat lukt alleen als je iedereen wakker geschud krijgt. Daarom is het nu de hoogste tijd voor actie”.

Als reactie op de bekendmaking van het initiatief hebben enkele gemeenten en een provincie een klacht ingediend bij de Erfgoedinspectie, welke ondertussen heeft laten weten dat vergaande maatregelen verwacht kunnen worden als het inderdaad tot een verkoop komt. Eén gemeente heeft al nadrukkelijk gesteld dat zij niet verantwoordelijk is. Verschillende provincies hebben gedreigd met juridische middelen hoewel zij inmiddels wél een constructieve dialoog met Archeodienst geopend hebben. Kortom, de actie brengt zeker iets teweeg. Toch lijkt het er op dat sommige overheden de wanbetalers en falende handhavers een beschermende hand boven het hoofd willen houden.

Archeodienst: “Over de inname van onze opgravingsvergunning door de overheid omdat wij weigeren de kosten te dragen die voortvloeien uit het falen van diezelfde overheid, maken we ons geen zorgen. Wanneer de Erfgoedinspectie inderdaad zal proberen om onze opgravingsvergunning tijdelijk in te nemen is dit echter een duidelijk signaal dat de overheid geen enkele verantwoordelijkheid wil nemen voor het verloren gaan van ons cultureel erfgoed en dáár moeten we ons natuurlijk wel zorgen over maken. Daarom willen we nu graag de discussie aangaan met alle partijen om gezamenlijk tot een oplossing te komen, voor het grotere plaatje én voor de specifieke gevallen. Wat we willen bereiken is een betere regulering van de verplichtingen die de initiatiefnemer, de overheid en de archeoloog hebben ten opzichte van elkaar en ten opzichte van ons archeologische erfgoed. Dit erfgoed vormt immers 99% van ons nationaal geheugen en daar zouden we zuiniger op moeten zijn”.

Contactpersoon voor meer informatie:

Willem-Simon van de Graaf (directeur Archeodienst)

info@archeodienst.nl of 0316-581130

Bron: Archweb/Door: Archeodienst