Omgevingswet

De Omgevingswet is één samenhangende wet, waarin bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving geïntegreerd wordt, waarin de kwaliteit van de leefomgeving en daarmee cultureel erfgoed goed geborgd is. Lees meer op www.omgevingswetportaal.nl.

Belang voor cultureel erfgoed

Voor het onroerend cultureel erfgoed is deze wet van grote betekenis. Het deel van de Monumentenwet 1988 dat direct raakt aan de fysieke leefomgeving, gaat namelijk op in de Omgevingswet. Het resterende deel van de Monumentenwet gaat in 2016 op in de nieuwe Erfgoedwet. De Erfgoedwet zal ook voorzien in het nodige overgangsrecht, zodat artikelen uit de Monumentenwet tussen 2016 en 2018 niet zo maar komen te vervallen.

De nieuwe Omgevingswet regelt onder meer:

  • de vergunningen voor het wijzigen van rijksmonumenten;
  • het rekening houden met cultureel erfgoed bij het maken van ruimtelijke plannen, waaronder de omgang met (verwachte) archeologische waarden;
  • de bescherming van stads- en dorpsgezichten

Daarbij moeten veel bepalingen nog verder worden uitgewerkt in zogeheten uitvoeringsregelingen, de Algemene Maatregelen van Bestuur.

Verdeling over wetten

Met de komst van de Omgevingswet is de zorg voor het behouden en ontwikkelen van onroerend erfgoed in twee wetten geregeld in plaats van in een aantal verschillende wetten. Een gedeelte van de Monumentenwet zal uiteindelijk opgaan in de Erfgoedwet, een ander gedeelte zal opgaan in de Omgevingswet.

Monumenteneigenaren en beheerders krijgen te maken met de Erfgoedwet én de Omgevingswet. Dat is winst. Het integrale karakter van de Omgevingswet maakt dat cultureel erfgoed bij ruimtelijke ontwikkelingen beter in beeld is en dat er meer mogelijkheden zijn voor bescherming-op-maat.

Archeologie en cultuurhistorie

De artikelen 3.1.6 Bro en 38a Monumentenwet worden op Amvb-niveau in één instructie gecombineerd:

"Bij het opstellen van het omgevingsplan wordt rekening gehouden met cultureel erfgoed, waaronder (bekende en te verwachten) archeologische waarden."

Gebouwde monumenten (overgangsrecht)

De volgende bepalingen of vergunningen die te maken hebben met de bescherming van monumenten komen in het stelsel van de Omgevingswet:

  • de algemene bepaling uit de Monumentenwet die het beschadigen of vernielen van rijksmonumenten verbiedt. Nu al zijn gemeenten belast met de handhaving van dit verbod. Gezien de verbondenheid van deze bepaling met vergunningverlening bij monumenten past dit verbod het best in de context van de Omgevingswet.
  • De bepaling dat activiteiten met betrekking tot archeologische rijksmonumenten die de monumentale waarden kunnen aantasten, zonder vergunning verboden zijn. Deze vergunning wordt straks door het college van burgemeester en wethouders (B&W) verleend in plaats van door de Minister van OCW. Deze vergunning wordt, samen met de omgevingsvergunning voor wijziging van een gebouwd of aangelegd rijksmonument, onderdeel van de Omgevingswet.

Tuinaanleg

Vaak zijn de tuinaanleg en de gebouwen die samen een landgoed of buitenplaats vormen, in onderling verband beschermd. Voor de waarde en beleving van het erfgoed zijn deze sterk met elkaar verbonden. De bescherming als rijksmonument is te combineren met bescherming van de historische omgeving via een bestemmingsplan (onder de Omgevingswet: omgevingsplan).

Archeologische rijksmonumenten

Op dit moment wordt de vergunning voor de verstoring van een archeologisch rijksmonument geregeld in de Monumentenwet en geeft de Minister van OCW die af. Deze vergunningverlening wordt onderdeel van de Omgevingswet. In de nieuwe situatie zijn B&W het bevoegd gezag, maar houdt de Minister van OCW wel een adviesrol met instemmingsrecht bij de verlening van een vergunning. Een gemeente mag niet afwijken van dit advies.

Stads- en dorpsgezichten

Ook de bescherming van stads- en dorpsgezichten uit de Monumentenwet wordt onderdeel van de Omgevingswet. Bescherming gebeurt bovendien niet meer door een aanwijzing maar door een instructie. Dat is in het omgevingsrecht een passender instrument dan de aanwijzing maar heeft dezelfde werking. Met een instructie aan een gemeente kan een minister nationale belangen in de fysieke leefomgeving borgen, wat ook de doelstelling is van de huidige procedure voor het aanwijzen van beschermde stads- en dorpsgezichten. Onder de Omgevingswet krijgt de gemeente een instructie om in het omgevingsplan een beschermingsregime in te richten voor het beschermde gezicht.

Archeologiebepalingen

Ook andere bepalingen uit de huidige Monumentenwet gaan over naar de Omgevingswet. Het gaat onder andere om:

• het meewegen van het archeologisch belang bij het opstellen van bestemmingsplannen;
• de mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan de omgevingsvergunning ter bescherming van de archeologie;
• de mogelijkheid van de Minister van OCW en straks ook de gemeente om bij (dreigende) schade aan archeologische monumenten na een toevalsvondst voorschriften te stellen voor de uitvoering van een werk, of dat werk stil te leggen;
• de mogelijkheid van het bevoegd gezag of de Minister van OCW om toegang tot een terrein af te dwingen om archeologisch onderzoek te kunnen doen.

Omgevingsplan en cultureel erfgoed

In het omgevingsplan kan per locatie maatwerk worden geleverd: beperkingen afstemmen op de waarde ter plaatse. Activiteiten die cultureel erfgoed kunnen aantasten kunnen in het omgevingsplan worden

  1. verboden, of

  2. gereguleerd via omgevingsvergunning en voorschriften, of

  3. gereguleerd via algemene regels

​Voorbeelden hiervan zijn het:

  • aanwijzen en beschermen gemeentelijke (archeologische) monumenten en provinciale monumenten (via instructie GS)
    - vergunningplicht + (maatwerk) vergunningvrij
    - verbod op beschadiging en vernieling

  • aanwijzen en beschermen (gemeentelijke) stads- en dorpsgezichten:
    via toekennen functies aan locaties + sloopvergunningplicht

  • beschermen cultuurlandschap:
    via toekennen van functies aan locaties + vergunningplichten + algemene regels
     
  • beschermen archeologische monumenten:
    via toekennen van functies aan locaties + vergunningsvoorschriften

Wanneer gaat de nieuwe situatie in?

Voor de bepalingen en vergunningen uit de Monumentenwet die overgaan naar de Omgevingswet blijft de huidige situatie in de Monumentenwet van kracht tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Het gaat bijvoorbeeld om de vergunningverlening voor een archeologisch rijksmonument, het verbod tot beschadigen of vernielen van een rijksmonument en de aanwijzign van beschermde stads- en dorpsgezichten. De beschermde stads- en dorpsgezichten die al zijn aangewezen vallen onder het overgangsrecht. Deze aanwijzingen zullen als instructies gelden, en de bescherming die is vastgelegd in de bestemmingsplannen gaat over naar de omgevingsplannen.

Invoeringswet

De Invoeringswet regelt het benodigde overgangsrecht voor de Omgevingswet:

  • de uitwerking van reserveringen in de Omgevingswet met betrekking tot schade, punitieve handhaving en het Digitaal Stelsel Omgevingswet;
  • aanvulling van de Omgevingswet in opgenomen: 
    - de introductie van de omgevingsplanactiviteit en
    - een nieuwe opzet vergunningplicht voor bouwactiviteiten.
  • het intrekken en/of wijzigen van bestaande wetten
  • invoeren van nu lopende wijzigingen
    - Wetsvoorstel wijziging Wm ivm mer richtlijn, (34 287A)
    - Wetsvoorstel wijziging Waterwet nieuwe normering primaire waterkeringen

Uitgangspunten overgangsrecht

  • Politiek-bestuurlijk draagvlak
  • Rechtszekerheid
  • Uitvoerbaarheid
  • Eenvoudig
  • Uniform, tenzij
  • Snelle invoer


Laatst bewerkt op 11-10-2016