Programma van Eisen (PvE)

Voorafgaand aan zogenaamde ‘gravende’ onderzoeken (proefsleuvenonderzoek, archeologische begeleiding en opgraving) dient volgens de KNA een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld. Voorafgaand aan een bureau- en/of booronderzoek wordt meestal geen Programma van Eisen opgesteld, maar volstaat een plan van aanpak (PvA).

In een PvE staan aanvullende voorwaarden en eisen waaraan een archeologisch onderzoek moet voldoen. In het PvE kan de bevoegde overheid publiekrechtelijke eisen stellen met betrekking tot de wetenschappelijke eisen en eisen aan toestemming, vergunning, informatie en wijzigingen. Een PvE dient tevens als handvat om offertes aan te vragen en/of een opdracht uit te zetten.

PvE verbinden aan vergunning of ontheffing/projectbesluit

De verplichting om een PvE te maken kan als voorschrift aan een vergunning (mits dit is voorgeschreven in het bestemmingsplan art. 39 en 40 Monumentenwet) of ontheffing/projectbesluit (art. 41 Monumentenwet) worden verbonden. Volgens de KNA is het wenselijk dat een PvE voor een opgraving als een dergelijk voorschrift fungeert. De uitgangspunten en voorwaarden voor de opgraving worden daarmee gedragen in een publiekrechtelijk besluit. De gemeente heeft het PvE daarmee dus goedgekeurd.

Goedkeuring B&W

Het college van B&W is niet verplicht goedkeuring te geven aan een PvE, omdat een PvE immers door de KNA wordt voorgeschreven (géén publiekrechtelijke verplichting). Ten behoeve van een deugdelijke monumentenzorg is goedkeuring door het college echter wel wenselijk. Het college legt immers aan de vergunningaanvrager ook de verplichting op archeologisch onderzoek te laten uitvoeren.
Voor de uitvoerder van archeologisch onderzoek is goedkeuring van het PvE echter niet vrijblijvend. De uitvoerder dient zich namelijk bij het doen van opgravingen te houden aan de normen die in de archeologische beroepsgroep gelden voor het doen van opgravingen (BAMZ art. 24, lid 1), en kan dus alleen archeologisch veldwerk doen indien eerst goedkeuring is verkregen. Is geen goedkeuring verkregen van het college dan moet de uitvoerder van het onderzoek volgens de KNA het PvE laten goedkeuren door een gemeente- of provinciaal archeoloog (stap 2). Heeft de gemeente geen (regio-)archeoloog, dan moet de uitvoerder het PvE laten goedkeuren door een onafhankelijk en daartoe bekwaam (senior-)archeoloog (stap 3).
Het verkrijgen van goedkeuring op basis van stap 2 of stap 3 is geen publiekrechtelijk besluit. Goedkeuring roept immers geen juridische rechten of plichten in het leven. Natuurlijk ontstaat er wel een rechtsgevolg als een PvE aan een ontheffing of vergunning wordt verbonden. De goedkeuringsvereiste op basis van stap 2 of stap 3 kan worden gezien als een collegiale toets om daarmee zoveel als mogelijk de kwaliteit van onderzoek te borgen indien het college het PvE niet in een rechtstreeks besluit voorschrijft.



Laatst bewerkt op 10-04-2015