Onderzoek naar de restgeul van Well-Aijen
8000 jaar bewoningsgeschiedenis van het Maasdal in een notendop
Klik hier voor meer afbeeldingen
Op 20 januari 2016 heeft Fugro twee Begemann-boringen uitgevoerd in het plangebied Hoogwatergeul Well Aijen (gemeente Bergen). Opdrachtgever was het Steunpunt voor Archeologie & Monumentenzorg Limburg dat is gevestigd in het Huis voor de Kunsten Limburg te Roermond. Daarbij waren drie universiteiten betrokken die gezamenlijk het onderzoek aan één boorkern zullen uitvoeren. De tweede boorkern zal worden opgeslagen voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek.
Geschiedenis van het archeologisch onderzoek
Vanaf 1999 heeft in het plangebied Hoogwatergeul Well-Aijen (gemeente Bergen) intensief archeologisch (voor-) onderzoek plaatsgevonden. Aanleiding voor dit onderzoek was de aanleg van een hoogwatergeul en de daarmee gepaard gaande ontgronding in het plangebied Well-Aijen. Het uitgangspunt van het archeologisch (voor-)onderzoek in het Well-Aijen plangebied was om de geschiedenis van het landschap te reconstrueren. Vervolgens is er voor gekozen om de bewoningsgeschiedenis van het gebied integraal te onderzoeken door middel van opgravingen.
Archeologisch booronderzoek
In 2011 zijn bij archeologisch booronderzoek de sporen van een restgeul van de Maas aangetroffen. Deze geul ligt tussen de dorpen Well en Aijen ten oosten van de Maas en stroomde oorspronkelijk parallel hieraan. Aan het oppervlak was de geul te zien als een laagte in het landschap. Door middel van boringen is de precieze contour van de geul bepaald. Deze restgeul was ter plaatse behoorlijk diep: de oorspronkelijke grindbodem ligt op het diepste punt op -6,30 meter beneden maaiveld. Uit de verkennende boringen bleek dat ter plaatse een groot deel van de afgelopen 10.000 jaar in deze geul weerspiegeld was.
Begemann-boring
Dit was de aanleiding om op deze plek een speciale boortechniek toe te passen: de Begemann-boring. Hierbij is het mogelijk om een continu monster te steken waarbij de gehele laagopbouw van de grond wordt verkregen in één boring. Een ander voordeel van deze techniek is dat er een nauwkeurige beschrijving van de diepte mogelijk is en dat er geen monstermateriaal verloren gaat. Op 16 november 2011 is ter plaatse een Begemann-boring uitgevoerd.
Resultaten
De waardering van de pollenmonsters en 14C-dateringen wezen uit dat het pollen (=stuifmeel) in de monsters van goede kwaliteit en kwantiteit waren. De restgeul bleek uniek voor het Maasdal te zijn: de boring omvatte de archeologische perioden van Mesolithicum tot en met de Vroeg-Romeinse tijd. De continue afzettingen van de Well-Aijen restgeul omvatten dus een zeer lange tijdsperiode van 8000 jaar. Bonus hierbij was dat het profiel geen hiaten kent. In oktober 2015 is een rapport verschenen met de resultaten: “De restgeul van Well-Aijen” door J.A.A. Bos en F.S. Zuidhoff (ADC Archeoprojecten).
Een nieuwe boring?
Op het Maascongres in oktober 2014 gaven Hanneke Bos en Frieda Zuidhoff een presentatie over het pollendiagram van de restgeul van Well-Aijen. Tijdens de veldexcursie bleek dat er geen nieuw onderzoek gedaan kon worden aan de boorkern omdat deze niet meer beschikbaar was, terwijl dat eigenlijk wel wenselijk was. Toen is het idee ontstaan om vóórdat het gebied in zijn geheel zou worden afgegraven een nieuwe Begemann-boring te laten uitvoeren. Het idee was deze op te slaan zodat deze beschikbaar zou zijn voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek. De vraag was echter hoe dit gefinancierd zou kunnen worden en het plan verdween in de ijskast.
Eind 2015 kwam er toch weer schot in de zaak, financiën werden gevonden. Het was echter niet duidelijk of het überhaupt nog wel mogelijk was om de boring uit te voeren of dat het gedeelte al was afgegraven. Kampergeul, de ontgronder van het gebied, zegde zijn medewerking toe en gezamenlijk werd geconstateerd dat het onderzoeksgebied nog nét niet was afgegraven en dat het dus mogelijk was om een nieuwe boring uit te voeren.
Opslag boorkern
Maar waar zou deze boorkern moeten worden opgeslagen? Het Limburgs archeologisch depot beschikte niet over de faciliteiten om dit te doen, ook was het de vraag of de boorkern wel gedefinieerd zou kunnen worden als een archeologische vondst. Na wat rondvragen waren Kim Cohen en Wim Hoek (Universiteit Utrecht) bereid om de boorkern langdurig op te slaan in de koelcel van de Faculteit Geowetenschappen. Zij waren echter ook zeer geïnteresseerd om nieuw korrelgrootteonderzoek te verrichten op de boorkern t.b.v. overstromingsonderzoek van de Maas. Dit onderzoek zal samen met Peng Fei (promovendus Vrije Universiteit), Maarten Prins, Kees Kasse en Ronald van Balen (Vrije Universiteit) worden uitgevoerd. Ondertussen was ook William Gosling (Universiteit van Amsterdam) bereid gevonden om het palynologisch onderzoek op de boorkern uit te voeren.
Probleem was alleen dat er geen “archief”-kern meer over zou blijven, als al het boormateriaal van de boring zou worden gebruikt voor het gewenste nieuwe onderzoek. Daarom is besloten om twee Begemann-boorkernen te steken: waarvan er één gezamenlijk zou worden gefinancierd door de Universiteit van Amsterdam en het Steunpunt Archeologie & Monumentenzorg Limburg voor wetenschappelijk onderzoek, en de andere door de Universiteit Utrecht en SAM-Limburg als "archief".
“Grote boordag”
Op woensdag 20 januari was het zover: de Begemann-boringen zouden worden uitgevoerd. Eerst arriveerden Frieda Zuidhoff en Hanneke Bos (ADC Archeoprojecten) met stagiaire Nanda Kik. Niet veel later kwam William Gosling uit Amsterdam aan met een veldteam van studenten en docenten. Zij hakten de bodem open met een pikhouweel omdat het bovenste gedeelte bevroren was en begonnen te boren met een zogenaamde Livingstone-boor.
Uitvoerder Fugro (met oplegger en rupsvoertuig) liet echter nog even op zich wachten, maar ondertussen waren Jaap Deutekom en Roel van Ark (Teunesen zand en grint) ook gearriveerd. Zij toonden zich zeer geïnteresseerd en toonden zich voorstander van een publieksvriendelijke verspreiding van de archeologische onderzoeksresultaten. Kim Cohen en Hessel Woolderink (fysisch geografen van de Universiteit Utrecht) kwamen ook aan en niet veel later arriveerden ook Ronald van Balen en Kees Kasse van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Bijzonder was ook het bezoek van Limburgs Gedeputeerde Hans Teunissen, samen met Bart Moonen (Provincie Limburg). Frieda Zuidhoff en Kim Cohen demonstreerden de bodemopbouw van de restgeul door een proefboring te doen met een 3 cm-guts. Na een uitleg over de oorspronkelijke bewoners van het Maasdal committeerde Hans Teunissen zich aan de plaatselijke geschiedenis door zijn uitspraak: “Ik ben ook een oorspronkelijke bewoner van dit gebied”.
Ondertussen was Fugro gearriveerd en na het opstellen van het rupsvoertuig op de juiste plek kon het boren beginnen. Yuri de Lange (Fugro) gaf een uitleg over de gang van zaken bij een Begemann-boring. Dit is een speciale boortechniek die zorgt voor zo min mogelijk vervorming van de grond bij de monstername. Dit wordt bereikt door het gebruik van een kous en steunvloeistof die tegendruk moet bieden tegen de grond. De boorkern wordt vervolgens netjes per meter afgesneden en in pvc-buizen opgeslagen. De boring verliep voorspoedig, en tegen tweeën zat deze verpakt in 6 pvc-buizen. Zoals al was voorzien was er onvoldoende tijd voor het zorgvuldig uitvoeren van nog een tweede boring. Deze is echter in de ochtend van de volgende dag alsnog succesvol gestoken.
Koel bewaren
Fugro heeft de boorkernen op donderdag 21 januari vervoerd naar het lab van TNO-Geologische Dienst van Nederland (Utrecht). In de boorbeschrijfruimte is de onderzoekskern opengesneden, geschoond van de steunvloeistof en gefotografeerd door Pieter van der Klugt, Ronald Harting en Kim Cohen. Een eerste beschrijving is opgenomen in de nationale database aan grondboringen (www.dinoloket.nl). Daarna zijn de onderzoeksboringen als twee sets halve boorkernen luchtdicht ingepakt en bewaard. Eén set zal binnenkort aan de onderzoeksgroepen van de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam worden overgedragen voor wetenschappelijke analyse. De andere set is meteen in de boorkernenkoelcel van de Universiteit Utrecht opgeslagen.
Wetenschappelijk vervolg
Het diverse onderzoek op de universiteiten zal nog geruime tijd in beslag nemen. Het tellen van de pollen onder de microscoop en het analyseren van de zandkorrels met het korrelgroottelaserapparaat kost de nodige tijd, net als het uitwerken van de tel- en meetresultaten. De resultaten van de boorkern Well-Aijen worden gebruikt in verschillende promotieonderzoeken, die ook gebruik maken van gegevens van elders. Verwacht wordt dat de eerste bevindingen begin november 2016 op het jaarlijkse archeologische congres de Reuvensdagen in Heerlen kunnen worden gepresenteerd. Ook op de Annual Meeting van The European Association of Archaeologists (EAA) die in september 2017 te Maastricht zal plaatsvinden, zal ongetwijfeld aandacht worden besteed aan deze vondst.
Klik hier voor meer afbeeldingen
20-01-2016
Laatst bewerkt: 18-02-2016